Het zijn slechte mensen, veelal met een baard.
(Wie een baard laat staan verbergt een deel van zijn gezicht en
is niet te vertrouwen,
deelt reeds Arthur Schopenhauer
mede:
volgens hem is van die baard zelfs het woord barbaar afgeleid.)
(Gerard Reve,
Zondagmorgen zonder zorgen, blz. 8, Het doodskleed van Christus)
Maar weet u wat ik echt nog
véél erger vind?
Dat zijn van die mannen met zo'n klein ringbaardje.
Op de wangen niks. Alleen wat haren om hun mond.
Zo'n pratende kut.
Weet je wat ik bedoel, of niet?
(Youp van 't Hek, Ergens in de
verte, blz. 42)
Een baard geldt voor een teken
van wijsheid,
ook al hebben alle bokken er een.
(Easmus, Aforismen, blz. 14)
Baby's
Levensmoe
Ik hief mijn hoofdje uit de kinderwagen,
en zag voor 't eerst de mensen om mij heen.
Ik stelde nog een paar gerichte vragen
en wist genoeg. En was gelukkig weer alleen. (Lévi
Weemoedt, Van harte beterschap, blz. 94)
Baby's uit reageerbuisjes:
het verwecken van kinderen.
(Wim Meyles,
Spelen met woorden, blz. 104)
Ook dit jaar worden in Nederland
weer honderdvijftigduizend mensen ernstig gehandicapt geboren.
Mensen met te korte beentjes en te korte armen.
Mensen die nauwelijks kunnen lopen en geen woord kunnen spreken.
Tandelozen.
Kortom: baby's.
Honderdvijftigduizend beklagenswaardige wezentjes.
(Midas Dekkers, De koe en
de kanarie, blz. 156)
De dode baby is een meisje
uit mijn geboortejaar.
Ze staat te slapen op sterk water.
Ondanks haar glazen kooi schijnt ze
vrij zo zweef je zelden als je leeft. (Marijke
Hanegraaf, Als zij is (fragm.), Proefsteen, blz. 9)
Bad
Russen noemen een warm bad een tweede moeder,
en daarin zouden ze weleens gelijk kunnen hebben
(Jelle
Brandt Corstius, Arctisch dagboek, blz. 63)
Het badwater dampt allang niet meer.
Met mijn tenen trek ik de stop aan het kettinkje uit de afvoer.
Er ontstaat een kolkje tussen mijn voeten;
mijn schaamhaar en piemel bewegen vertraagd onder water.
Het is fijn om te blijven liggen terwijl het water wegstroomt.
Langzaam krijg ik mijn gewicht weer terug.
(Jaap Robben, Birk, blz. 131)
Barbecue
Aan de barbecue wordt het offer bereid
jonge merels hippen als ibissen rond
de hogepriester stopt het vlees in onze mond
het lichaam van Osiris wordt ons toegewijd (Kees Winkler,
Isis-dienst (fragm.), Meulenhoffs Dagkalender 1994 Nederlandse
poëzie, 5 augustus)
Conservatieve types die nog niet dood in een keuken
aangetroffen willen worden,
staan in de openlucht opeens steaks te braden.
En moeder binnen in de caravan maar zwoegen op gerechten waar
geen eer aan valt te behalen:
de aardappels en de groenten.
(Pauline Slot, Zuiderkruis, blz.
39)
Beatrix
Niet van de kaartclub en niet van de zang,
Ik zag haar en dacht maar waar ken ik haar van?
Ze is niet m'n tante en ook niet m'n nicht,
Waarvan ken ik dan toch dat frisse gezicht?
Waar zag ik eerder die lachende blik?
Ik hield het niet meer en daarom vroeg ik:
'Zeg me je naam want ik weet hem niet meer.'
Zegt ze: 'Beatrix van Nassaue.' En toen wist ik het weer. (Herman Finkers,
Liefde is vreemd, 1983,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer, Ik zou je het liefste
in een doosje willen doen, blz. 421/422)
Bed
De knooppuntenvan het menselijk leven liggen in bed.
Ambtsaanvaardingen moesten eigenlijk ook in bed gebeuren,
dan had je alles bij elkaar.
(Belcampo, Al zijn fantasieën,
blz. 398, Avontuur in Amsterdam)
Bedelaars
Ook een bedelaar 'levert' u iets,
namelijk het gevoel een nobele inborst te hebben.
Dat hij die prestatie inderdaad, à raison van tien lires,
verstrekt,
kunt u gewaar worden als u verhard doorloopt.
Dan is dat gevoel er niet en het kan u de hele dag hinderen.
(Godfried Bomans, Gedachten
achter een bord spaghetti, blz. 46/47, Romeinse kostgangers)
Bedoeling
De meest gestelde vraag is wel: wat bedoelt u met dit
programma?
Dan denk ik altijd aan Schumann die omtrent een bepaalde compostite
de vraag gesteld kreeg:
'Wat betekent dit stuk nu, wat wilt u ermee zeggen?'
Antwoord van de componist: 'dit' en hij speelde het opnieuw.
(Fons Jansen, Goeden avond,
dames en heren, blz. 28)
Bedrijven
Meer armslag voor het bedrijfsleven?
Mooi. Maar WIE slaan ze dan met die armen?
(Alexander Pola,
Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 84)
Bedrijventerreinen
Zoals zeepokken zich hechten aan een olietanker,
zo hechten deze terreinen zich aan de snelweg.
(Koos van Zomeren,
Nog in morgens gemeten, blz. 86)
Bedroefd
Een warm en onverwacht verdriet,
Eerbied voor de gewoonste dingen,
Neiging om hardop mee te zingen,
En dan te huilen om dit lied,
Ontstond in mijn verwend gemoed.
Ik voelde me bedroefd en goed.
(M. Vasalis, Fanfare-corps
(fragm.), in Wilminks keus II, blz. 30)
Been
Wie er een gewoonte van maakt zijn been stijf te houden,
moet niet gek opkijken als hij op een dag kreupel blijkt te lopen.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 266, 05-06-1978)
Begeerte
Begeerte naar kennis heeft de neiging iemand helemaal
mee te sleuren,
zoals elke begeerte die de vrije teugel krijgt.
(Barbellion, Dagboek van
een teleurgesteld man, blz. 21)
Begeerte, eeuw'ge bron waaruit
wij drinken,
Wier frissche water wenkt ons immer weer,
Of onze mond ook moe wordt van 't verlangen,
Wij willen meer en meer en altijd meer.
(Margot Vos, Begeerte (fragm.),
Intermezzo, blz. 12)
Begin
Een voettocht naar Peking begint ook met de eerste
schreden
en als je die niet zet kom je d'r nooit.
(Wim Kan, De dagboeken
van Wim Kan 1968 - 1983, 06-01-1981, blz. 228)
Het spreekwoord dat alle begin
moeilijk is,
zegt slechts de helft van de waarheid.
Elk begin is nog vrij van zijn eigen, latere geschiedenis,
vrij van desillusies en nog niet blootgesteld aan de wraak van
begane fouten.
(C. Rijnsdorp, In drie etappen,
blz. 82)
Begrafenis
Omdat de dood thans als iets zeer slechts wordt beschouwd,
zal het doodsritueel steeds schraler worden,
tot de ideale regeling een ophalen door de gemeentelijke reinigingsdienst
zal zijn.
Zo ver is het nog niet, maar het staat wel op het programma.
(Gerard Reve,
Het boek van violet en dood, blz. 106)
Niets is zo triest als een
begrafenis;
je ziet alleen maar lachende mensen.
Iedereen klampt vrolijk zijn buurman aan en praat over zijn eigen
zaken.
(Victor Hugo,
Zelf gezien, blz. 107, 26 maart 1847)
Leg te slapen in mijn
graf
Mij niet, maar het vlezen kleed,
Waar mijn ziel haar reize in deed.
(Hélène Swarth,
Bede (fragm.), De mooise gedichten van Hélène Swarth,
blz. 14)
Er is nog heel wat leven
ondergronds,
als wij tot slot voorgoed de ogen sluiten:
de maden lusten wel gehakt van ons,
zij kennen ons van binnen en van buiten.
(Jean Pierre Rawie, Madenballade
(fragm.), Bzzlletin dec93/jan94, blz. 24)
Ook nu nog wordt miljoenen
mannen in legers over de hele wereld geleerd hoe je de vijand
doodt,
maar niet hoe je hem moet klaarmaken. Onze soortgenoten eten we
niet op, die begraven we.
Over de oorsprong van dat begraven denken we zelden na.
Toch is het niet onwaarschijnlijk dat het begraven vele duizenden
jaren geleden in zwang is gekomen
om de doden te verstoppen, zodat ze niet door medemensen gejat
en opgegeten zouden kunnen worden.
(Midas Dekkers, Mens annex
dier, blz. 23)
Ik vind trouwens dat de mens
moet verdwijnen in een gat,
want hij is ook verschenen uit een gat.
De 'schoot der aarde', weet je nog?
(Harry Mulisch, Het theater,
de brief en de waarheid, blz. 57)
Uw zwarte bed wacht, meneer
Met open mond ademt de aarde
Geur van rottende bladeren
U bent ons zeker wel moe, meneer
Wij dekken u toe
Met planken en bloemen
(Thera Coppens, Laatste dienst,
De glazen kist, blz. 31)
Het best zou natuurlijk zijn
als iedereen van tevoren zijn eigen lijkrede zou schrijven
en toevertrouwen aan een geoefend spreker,
zodat je zoveel mogelijk in de hand hebt dat er geen onzin wordt
gebazeld waar je bij ligt,
hoewel je eigenlijk blij moet zijn met ieder woord dat men aan
je wil wijden.
De begrafenissen waarbij niemand iets zegt, omdat we nu eenmaal
geen volk van sprekers zijn,
geven mij altijd een half-af gevoel, alsof het menselijk leven
niet een afrondend woordje waard zou zijn.
(Remco Campert , Luister goed
naar wat ik verzwijg, blz. 55)
Ik heb nogal een hekel aan
mensen die hun dierbare overledenen aanspreken in de jijvorm en
bij hun voornaam.
Mensen zeggen tijdens begrafenissen of crematies:
'Je was een fijn mens, Frits, we hebben je nooit verloochend of
achter je rug om over je gepraat '
Ik zeg: 'Praten tegen een dode lijkt me de eerste fase van gekte,
van het niet kunnen accepteren dat iemand is overleden.'
(Ronald Giphart, Gala, blz.
7)
Het is wel interessant te
bedenken dat het blok graniet waarin hij gebeiteld was bijna vijf
ton woog
en daar ongetwijfeld was neergezet met de bedoeling, zij het onbewuste
bedoeling,
te zorgen dat Opa Comstock er nooit meer onder vandaan kon komen.
Wanneer je wilt weten hoe de bloedverwanten van een overledene
werkelijk over hem denken
valt dit ongeveer op te maken uit de zwaarte van zijn grafsteen.
(George Orwell, Houd de sanseferia
hoog, blz. 45)
Ik heb deze zomer het zwarte
pak vrijwel niet uitgehad,
zo vlijtig werd er gestorven in mijn omgeving.
(Jean Pierre Rawie, Vroeger
was alles beter, behalve de tandarts, blz. 215)
Sommige mensen hebben zelf
bij leven hun uitvaart tot in de puntjes geregeld,
maar de meeste steken toch liever hun kop in het zand
tot de rest ook onder de grond moet.
(Hendrk Groen, Leven en laten
leven, blz. 76)
Begrijpen
Sofie heeft altijd gelijk maar ze begrijpt niet altijd
alles.
Om te beginnen begrijpt ze niet dat er dingen zijn die je niet
kunt begrijpen.
(Kristien Hemmerechts,
Kort kort lang, blz. 53, Inbraak)
Elburg
zegt, er is verschil tussen begrijpen en verstaan.
Begrijpen is alleen verstandelijk, verstaan omvat meer.
(Lucebert in: H.U. Jesserun
d'Oliveira, Scheppen riep hij gaat van Au!, blz. 45)
Harrie Geelen zegt dat kinderen
de gesprekken van hun ouders aan tafel ook niet begrijpen,
dat ze gewend zijn dat niet alles te begrijpen is
en dat ze daarmee veel voorhebben op volwassenen.
(Nicolien Mizee, Een licht bewoond
eiland, 26-05-2000, blz. 276)
Bejaarden
Als je die oude baasjes voor het raam van het bejaardenoord
ziet zou je het niet zeggen,
maar onder de ogen van de directrice zitten ze elke dag nog miljoenen
zaadjes aan te maken.
Hoewel iets minder rap dan jong zaad, een beetje stram,
is elk van die zaadjes nog best in staat die directrice of een
ander te bevruchten.
(Midas Dekkers, Mens annex
dier, blz. 34)
Sedert onheuglijke tijden
zitten zij op de banken
in parken die langzaam verkleuren
van groen naar oud metaal
(Gerard van Klinkenberg,
De bejaarden (fragm.),
Tirade 199, sept,mber 1974, blz. 421)
Krasse bejaarden, iedereen is er dol op.
Vooral omdat je er geen omkijken naar hebt, neem ik aan.
En omdat het scheelt in de zorgkosten waarschijnlijk.
(Koos van Zomeren, Omstandigheden,
blz. 142)
Een bejaarde is een weeskind
dat zelf sterven gaat.
Dat besef maakt de uitzichtloosheid compleet.
De bejaarde is eenzaam en leeft met de dood.
(Hans Dorrestijn, Het rimpelperspectief,
blz. 9)
Belachelijk
Men moet trachten zich niet belachelijker te maken
dan men van nature al is.
(C. Buddingh',
En in een mum is het avond, blz. 10, 08-06-1972)
De burger maakt zich het
belachelijkst door zijn vrees voor de belachelijkheid.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 95)
Belastingen
'Ik kom hier voor de belastingen.
Die willen nu eenmaal precies weten wat ik heb.
Ik niet, hoor.
Als er maar genoeg is, kan het mij niet schelen.'
(Bewogen aanhalingen, een onthullende lijst citaten
uit de verhalen van Marten Toonder,
blz. 43)
Dean Swift stelde voor, belasting te heffen op vrouwelijke
schoonheid
en iedere vrouw haar eigen aanslag te laten bepalen;
hij zei dat de belasting met opgewektheid betaald zou worden en
veel zou inbrengen.
Welk parlementslid stelt dit eens voor?
(Dr. Marc Galle,
Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 1, blz. 140)
'De beste manier om aan
een kind uit te leggen wat de Belastingdienst doet,'
verbreekt Sander de stilte,
'is 's avonds de helft van z'n toetje opvreten.'
(Peter Buwalda, Van mij valt
niks te leren, blz. 86)
Beledigingen
De doeltreffendste manier om een vijand te verslaan
bestond eruit niet op zijn beledigingen in te gaan
en zijn mond met feiten dicht te metselen.
(Lulu Wang, Lieve
opa, in: Roerende verhalen deel 2, blz. 15)
Het beledigende van een
belediging steekt in het feit,
dat iemand ons durft zéggen wat hij aan onvriendelijks
over ons denkt.
Het is die durf, waardoor wij ons zodanig in ons prestige verminderd
voelen,
dat alleen degen, vuist of contrabelediging het kunnen herstellen.
(Louis Hoyack,
Gedachten en aphorismen, blz. 35)
Je moet er niet op uit
zijn om mensen bewust te beledigen,
maar we wonen wel in een wereld
waarin veel mensen er bewust op uit zijn om beledigd te worden.
(Kees Klok, Idioten ontloop je
nergens, blz. 89)
Beleefdheid
Onbeschaamdheid is kwetsend, maar beleefdheid kan dodelijk
zijn.
(Alec Beaufish
(ps. Willem van Os),
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz.
105)
Te veel je hoed afnemen
- daar krijg je alleen maar verstandskwaaltjes van.
Tocht op je hersens.
(Gerrit Komrij,
De buitenkant, blz. 111)
Beleid
Hij meende dat 'edele aandriften' geen beleid vereisten,
of beter gezegd, hij hield geen rekening met beleid
omdat voor hem als typische romantische idealist,
alle daden die uit deze aandriften voortkwamen per definitie 'goed'
waren.
(Rob Nieuwenhuys
over Multatuli in De wereld
heeft twee aangezichten, blz. 149)
Belevenissen
Wat zijn nu onze belevenissen? Veel meer wat wij er
in leggen dan wat er in gelegen is!
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood,
blz. 97, Beleven en verdichten)
België
Bij het lezen van Will Timmermans' artikel over België
(Forum, 16 september) kwam het volgende weer bij mij boven.
Op een reis door België kwam ik, op een wat afgelegen weg,
bij een splitsing met twee borden.
Het ene bord vermeldde: Toutes directions, Alle richtingen;
het andere bord: Autres directions, Andere richtingen.
Ik stopte in overpeinzing, toen pas begreep ik België.
(H.M. Schuitema,
ingezonden brief in De Volkskrant, 21-09-1996)
Beoordelen
Voordat je iemand beoordeelt, moet je drie manen in
zijn mocassins lopen.
(Indiaans gezegde,
Remóvos kunstkalender 1996, week 18-19)
Beperking
Wer Großes will, muß sich zusammenraffen;
In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister,
Und das Gesetz nur kann uns Freiheit geben.
Naar grootheid streven vergt veel zelfbedwang;
In de beperking pas toont zich de meester,
En wetten slechts kunnen ons vrijheid geven.
(Johann Wolfgang von Goethe,
Natur und Kunst (fragm.), vert. Peter
Verstegen,
Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren, blz. 14/15)
Berken
Het dierbaarst zijn ons de berken tegen eind April,
wanneer zij zich in de groenig-gouden rusting steken
en de hei na de lange winter weer door hun aangename presentie
verlevendigen.
(A.B. Wigman,
geciteerd door T. van Deel, en deze weer door Kees Fens,
De laatste sprookjesschrijver, in "Als u begrijpt wat ik
bedoel", de taal van Marten Toonder, blz. 11)
De takken van de berk achter
in de tuin
hingen mistroostig en zwaar van de regen heen en weer te zwiepen.
De witte stammen die aan de voorpoten van een giraffe doen denken
konden ze niet in bedwang houden.
(Marga Minco, Nagelaten dagen,
blz. 10)
Beroemdheid
Sommige mensen worden zozeer bewierookt dat ze de verstikkingsdood
sterven.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 411, 2-1-1982)
Laat ik een lievelingsanekdote van me vertellen.
Op een keer was Rossini op doorreis in Frankfurt en hij at in
hetzelfde restaurant als Schopenhauer.
De één was een vermaard componist,
de ander een vermaard filosoof,
beiden erg beroemd in Europa.
Toen maakte de gerant Schopenhauer erop attent dat Rossini daar
zat
- Rossini was zijn muzikale idool.
Schopenhauer keek even over zijn schouder en zei zuur:
Das kann unmöglich Rossini sein, das ist ein dicker Franzose.
Wat me fascineert in die anekdote is dat roem ooit bestaan heeft
zonder dat mensen elkaar kenden.
Dat is vandaag vanzelf ondenkbaar.
Er is nog iets anders: toen had je het nog over roem door verdienste.
De televisie heeft roem geschapen die zonder verdienste is, roem
om de roem.
Roem door verdienste, daar heb ik niets tegen,
verdienstelijke mensen horen beroemd te zijn,
maar in dit geval hebben we het over roem door vermenigvuldiging.
Je hoeft niets te kunnen, niet eens figuurzagen of hardlopen:
op het scherm komen volstaat om bekend te worden.
En niet zo'n béétje bekend - bij miljoenen tegelijk.
Een totaal verdiensteloze heikneuter kan, door maar genoeg op
de televisie te verschijnen,
zo beroemd worden dat in het duisterste steegje van het achterlijkste
dorp de mensen flauwvallen als ze 'm zien
- die roem is hysterisch.
Maar het publiek is tevens genadeloos:
het kan je ook meteen weer laten vallen.
Zo'n roem kan in zijn volstrekte tegendeel verkeren.
(Gerrit Komrij,
De buitenkant, blz. 14/15)
Beroepen
'Goeroe, heb je al nagedacht, wat voor beroep of je
hebt?'
Dat was geen eenvoudige kwestie.
'Dat moet hè, een beroep?'
'Moet je luisteren,' begon ik. 'Je moet een beroep hebben.
Als je geen beroep hebt, vestig je de aandacht van de autoriteiten
op je.
Je zou juist denken van niet,
maar het ligt altijd heel anders dan je op het eerste gezicht
denkt.
Je kan natuurlijk zeggen, als ze je vragen wat doet u:
"Ademhalen, dat ik niet stik."
Maar met autoriteiten trek je altijd aan het kortste eind.
Je bereikt niks, jongen,
behalve dat het raampje van het loket met een klap naar beneden
gaat,
en je mag nog blij zijn dat je poot er niet onder zit.
Ze zijn over ons gesteld. Je bereikt alleen wat met list.'
(G.K. van het Reve,
Nader tot u, blz. 114, Bruif uit het huis genaamd 'Het Gras')
Berusten
Het werkwoord 'berusten' hoop ik tot mijn dood nooit
te kunnen vervoegen.
(A. Roland Holst, Kort,
blz. 22)
Beschaving
Ik zou niet weten waar men het beschavingspeil van
een land het beste aan kan afmeten,
maar zeker eerder aan de mildheid van zijn gevangenissysteem
dan aan het feit dat de politieke leiders er met mes en vork kunnen
eten.
(Gerrit Komrij,
De buitenkant, blz. 17)
Nadat de Engelsen Gandhi
voor de zoveelste keer arresteerden,
vroeg een Amerikaanse journalist hem:
'Wat vindt u van de Westerse beschaving?'
Waarop hij antwoordde:
'Ik denk dat het een goed idee zou zijn.'
(Anil Ramdas,
grote geesten, Volkskrant, 17-05-1997)
Beschaving is prachtig, dacht
hij,
maar ze betekent niet veel
als de ziel er niet van doortrokken is.
(J.J. Voskuil, Het A.P. Beerta-Instituut.
Het Bureau 4, blz. 289)
De beschaving schuilt niet
in een meer of minder hoge mate van verfijning.
Maar in een geestesleven waarin heel een volk deelt.
En dat geestesleven is nooit verfijnd. Het is zelfs kaarsrecht.
De beschaving tot het werk van een elite maken,
is haar gelijk te stellen met de kultuur,
die heel iets anders is.
(Albert Camus, Dagboek, blz.
21)
'Het boek' is een van de
graadmeters van onze samenleving.
Hierover heb ik absoluut conformistische clichémeningen:
beschavingsgraad wordt gemeten aan de wijze waarop de staat met
zijn improductieve burers omgaat,
aan de inrichting van de gevangenissen,
en aan het optreden van de 'zichtbare overheid' (de politie dus).
(A.L. Snijders, Heimelijke
vreugde 1, blz. 19)
Bescheidenheid
Dikwijls is datgene wat wij
bescheidenheid noemen,
niets anders dan het verlangen om tweemaal geprezen te worden.
(Godfried Bomans,
Korte berichten)
Voor velen die alle reden hebben tot bescheidenheid,
is dat zelden reden genoeg.
(Alexander Pola,
Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 56)
Bescheidenheid siert
de mens. Onzin.
Hoe kun je je nou opdoffen met iets dat niet alleen onzichtbaar
is,
maar waaraan bovendien een uiterst verdacht luchtje zit?
(Steven Membrecht, De zwakke
partij, blz. 49)
Besluiteloosheid
Hij dacht. En vond een uitkomst evenmin,
maar raakte bijster in het eigen hart.
Want wie de ganse kluwen heeft ontward,
die weifelt tussen einde en begin
(Hein de Bruin, De besluiteloze,
geciteerd in J.J. Buskes, Vier vrienden, blz. 22)
Bestuur
Een samenleving wordt slechts dan goed bestuurd, feitelijk
en rechtens,
als twee krachten elkaar dekken: inzicht en macht.
(Victor Hugo,
Zelf gezien, blz. 8, augustus 1830)
Betrekkelijkheid
Alles is betrekkelijk. En ook dit. En ook dit.
En zo voort ad infinitum:
de betrekkelijkheid is oneindig en de oneindigheid betrekkelijk.
(Eric van der Steen, Alfabêtises,
blz. 6)
Beugels
Wat me van het voorlezen in vele kinderboekenweken
het best bij is gebleven,
is de indruk dat de moderne jeugd bij elkaar wordt gehouden met
eindjes ijzerdraad.
Er is geen scholier zo mooi of er zit wel een beugeltje aan.
(Midas Dekkers, De koe en
de kanarie, blz. 37, De scholier)
Beukennootjes
Schuin voor ons huis stonden twee groene en één
roode beuk,
en als je daar onder liep vond je beukennootjes.
Ik hoor nog het ruischen van die oude boomen boven mijn hoofd,
terwijl ik tusschen de steentjes naar nootjes zoek.
Een beukennootje heeft drie kantjes, die in een fijn puntje uitloopen.
Dat puntje knijp je af met je duimnagel en dan trek je een of
twee kantjes er af,
en heb je het koele, héél even behaarde nootje in
je hand.
Als je het in je mond steekt, is het in 't begin even bitter,
maar als te dóóreet proef je toch wel dat het lekker
is.
Maar je moet ze niet opeten. Je moet ze pòffen,
met de schil er om heen, op een platte kachel.
je kunt ze ook aan Anna geven, en die piept ze, met bruine noga
er om heen.
Dan proef je nog eens wat.
(Godfried Bomans,
Werken 1, Memoires van Pieter Bas: Kinderjaren,
blz. 18, bijna letterlijk ook blz. 681, Dagboek van een gymnasiast)
Bevolkingsexplosie
Tegen een arts zei ik ooit dat de medici de schuld
zijn van de bevolkingsexplosie,
het enige echte milieuprobleem.
Tot voor kort werd de gemiddelde mens 33jaar oud.
De esculapen hebben dat opgerekt tot 75 jaar.
Daar had die arts nooit bij stilgestaan,
hij vond het gewoon leuk om mensen beter te maken.
Hij keek een beetje sip,
maar toen ik vorig jaar erg ziek werd,
stond hij eigener beweging op zijn vrije zondag naast mijn bed
en regelde een spoedopname. Dat vond ik weer leuk.
(W.L. Brugsma,
Verzoening maakt vrij, HP/De Tijd, 16-05-1997, blz. 50)
Beweren
Onder anderen hierom is beweren beter dan bewijzen,
om dat het warme, boetserende, schilderende en zingende beweren
fraayere tinten, vormen en klanken in den stijl geeft,
dan het koude, slaande, hakkende en snijdende bewijzen.
(L. van Deyssel,
Verzamelde werken IV: Kritieken, blz. 34)
Bezet
'Deze plaats is bezet' zeggen we uitsluitend als er
niemand op zit.
(Kadé Bruin,
Uitsmijters van scharreleieren, blz. 10)
Bezit
De tragedie is niet, dat er bezitters zijn en bezitlozen,
maar dat de wereld geen zier zou veranderen
als de bezitlozen morgen de bezitters werden en omgekeerd.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1967-1972, blz. 45)
Eins ist, was altergraue Zeiten
lehren,
Und lehrt die Sonne, die erst heut getagt:
Des Menschen ewges Los, es heißt: entbehren,
Und kein Besitz, als den du dir versagt.
All, was du hältst, davon bist du gehalten,
Und wo du herrschest, bist du auch der Knecht,
Es sieht genuß sich vom Bedarf gespalten,
Und eine Pflicht knüpft sich an jedes recht.
Er is iets dat de voortijden ons leren
En ook de zon die net is opgegaan:
Het eeuwige lot der mensen is ontberen,
Je hebt alleen wat je kunt laten staan.
Door al wat je bezit laat je je leiden,
En waar je meester bent, en je ook knecht,
Behoefte ziet zich van genot gescheiden,
En plicht hecht zich meteen aan ieder recht.
(Franz Grillparzer, Entsagung
(fragm.), vert. Peter Verstegen,
Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren, blz. 18/19)
Een mens wordt als miljonair geboren
maar hij bemerkt het te laat.
Een kind bezit nog alles, het grijpt vanuit zijn wieg naar de
maan,
speelt met weggegooide sigarettendoosjes en conservenblikjes,
wandelt door polders en langs sloten alsof dat alles voor hem
ter plaatse werd aangelegd.
Eerst als wij iets willen bezitten is het niet langer in absolute
zin van ons,
want vanaf dat moment kan het van ons worden afgenomen
en is het uit zijn paradijselijke staat geraakt
en een betrekkelijk en bedreigd voorwerp geworden.
Bezit lijkt winst, maar is in wezen verlies.
Men ruilt eenvoudig iets dat men bezitten wil
voor alles wat men heeft en is daarmee uit zijn status van miljonair
verdreven.
(Bertus Aafjes, De sneeuw van
weleer, blz. 53)
Want al wat wij binden
Aan ons in verblinde
Begeerte, is ijdele schijn;
Alleen wat wij nimmer
Ons namen zal immer
En eeuwig ons eigen zijn.
(Margot Vos, Eigendom (fragm.),
De windharp, blz. 37)
Wie de slaaf is van zijn bezit,
wordt door dat bezit verzwolgen,
of wordt er door geregeerd in minder aangenamen zin.
Ik ken er in Indië zooveel, maar er zijn er misschien in
Holland nog meer.
(W. Walraven,
Brieven, 10-02-1939, blz. 333)
Mijn vader was een socialist en
hij stelde alles in het werk om als dusdanig te worden erkend.
Bezit schakelde hij gelijk aan extra afstofwerk.
Bezit bezat jou, nooit omgekeerd.
Dreigden wij door onvoorziene omstandigheden het einde van de
maand te halen
met een financieel overschot, dan haalde hij de bankrekening leeg
en zoop hij zijn volledige loon erdoor om ons te beschermen tegen
de verleidingen van het kapitalisme.
(Dimitri Verhulst,
De helaasheid der dingen, blz., 11)
Een bezit, dat nergens toe dient,
is een last.
(Marten Toonder in 'Het ontstoffen',
Overgehaalde landrotten, blz. 192)
Bezuinigingen
Bezuinigen is geen kunst.
En dus behoort er op de Kunstbegroting niet bezuinigd te worden.
(Alexander Pola,
Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 64)
Bibliofiel
De bibliofiel is een verachtelijk wezen, hij is ernstig
ziek.
Ik weet het, maar wat doe je eraan?
Gouden appels, snijmessen noch fakkels konden me genezen.
Alleen de dood geneest me van die kwaal.
De dood is zowel voor het boek als zijn verzamelaar een welkome
gast.
(Gerrit Komrij,
Halfgod verzamelaar, blz. 8)
De bibliofiel leidt een deerniswekkend bestaan.
Geen sprank hoop dringt ooit in zijn leven door.
Hij is een toonbeeld van geestelijke stilstand.
Hij leest nooit eens een boek. Want lezen houdt maar af van kopen.
(Gerrit Komrij,
Halfgod verzamelaar, blz. 10)
De aanduiding 'als nieuw',
die maakt een boek kostbaar voor de bibliofiel,
die niets achterwege zal laten om het boek 'als nieuw' weer aan
een volgende bibliofiel te kunnen doorgeven,
want bibliofielen hebben een eeuwige gelofte van kuisheid afgelegd.
En hun enige geluk is de maagdelijkheid van hun bezit.
(A.L.Boom, De eenzame schaatser,
blz. 77)
Bibliotheek
Ik ben pro het afwerpen van bommen op alle uitleenbibliotheken:
- deze zwaar door de overheid gesubsidieerde instellingen die
mij,
de schrijver van door deze instellingen duizenden keren uitgeleende
boeken,
officieel gesanctioneerd bestelen,
zo, dat ik van armoede mag verrekken
en genoodzaakt ben mij te vernederen door aan te schuiven voor
weer een andere overheidssubsidieruif,
waarvan ik in gemoede meen dat hij vandaag of morgen voor mijn
gezicht zal worden dichtgeklapt.
Ik ben de man die zijn eigen boeken stelselmatig uit uitleenbibliotheken
ontvreemdt,
en met vreugde verbeid ik het uur dat men mij daarvoor zal arresteren.
Ik beken!
(Jeroen Brouwers,
Het verzonkene, blz. 111)
Wat is een bibliotheek?
Het logboek van imaginaire reizen. De neerslag van een leven.
(Jan Brokken, Het laatste
oordeel, in Goed gebundeld 1987, blz. 54)
Dikwijls sta ik in het midden
van de bibliotheek hier
en denk wanhopig hoe onmogelijk het is je de hele rijkdom aan
feiten en ideeën
opgeslagen in de boeken die me aan alle kanten omgeven, eigen
te maken.
Ik trek een boekdeel van zijn plaats en voel me
alsof ik een enkele slag met een houweel uitdeel in een enorme
steengroeve.
(Barbellion, Dagboek van
een teleurgesteld man, blz. 21)
Hij keek tegen zijn bibliotheek
aan.
Ruggen van boeken zijn vijandig.
Een gesloten slagorde.
(Axel Bouts, De derde dag, blz.
11)
Bidden
Lees mijn agenda door, stuit op:
'Sommige vogelsoorten zijn het meest te duchten als ze bidden.
Sommige mensen ook.'
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 350, 2-10-1979)
Immortellen XCVI Als ik een bidder zie lopen,
Dan slaat mij't hart zo blij,
Dan denk ik hoe hij ook weldra
Uit bidden zal gaan voor mij. (François
Haverschmidt, De wereld heeft twee aangezichten,
blz. 176, Ook Wilminks keus 1, blz. 65))
en de dominee ging voor in gebed.
Dat deed hij daarna nog twee keer
zodat God in het kader van een simpele rouwdienst
maar liefst vier keer werd lastiggevallen binnen het uur.
Je vraagt je af wat christenen bezielt om God zo vaak aan de kop
te zeuren.
Ze jengelen de hele dag maar door om aandacht.
Alsof God niets anders te doen heeft
dan naar al die miljoenen gebeden te luisteren die dagelijks worden
opgezonden!
Dat gelovigen zelfs niet het kleine beetje fatsoen hebben
om te beseffen dat het voor een Opperwezen buitengewoon vervelend
moet zijn
om naar al die morgengebeden, middaggebeden, avondgebeden en consistoriegebeden
te luisteren.
(Maarten 't Hart, Wie God verlaat
heeft niets te vrezen, blz. 81/82)
Ik zal proberen me in de toekomst
minder te ergeren aan mensen die danken
en zelfs aan mensen die bidden.
Wat weet ik van hun drijfveren?
(Hans Warren, Geheim dagboek
1977-1978, blz. 12, 12-01-1977)
Bidden moet toch een belediging
van God zijn,
alsof hij niet weet wat hij wil zonder dat hij aan zijn kop gezeurd
wordt.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 22)
iemand die geweldig bidden kon:
snel en afdoende,
een christelijke mitrailleur.
(Koos van Zomeren, Van school,
blz. 47, De verborgen agenda)
En is het ook niet zo dat men
overal bidden kan,
in een houten barak evengoed als in een stenen klooster
en verder op iedere plek van deze aarde,
waar God, in een bewogen tijd,
nu eenmaal meent z'n evenbeelden te moeten smijten?
(Etty Hillesum, Het denkend
hart van de barak, blz. 28)
Er staat een buizerd aan het
mateloos verschiet.
'De vogel bidt', verklaren ons de biologen,
Maar elke sukkel die omhoog kan blikken ziet
Dat hier de goegemeente deerlijk wordt bedrogen.
Want bidden, heren, is dit ongetwijfeld niet:
Onder het bidden sluit men altijd nog zijn ogen.
Wat zulk een vogel doet is daarom hypocriet,
En uw verhaaltjes acht ik weinig overwogen.
(Simon Knepper, Kennis der
natuur, Heer, bewaar de kattemepper, blz. 43)
Van kerkelijk gedoe en gepreek
moet ik niks hebben.
Vroeger bij mij thuis deden ze er al niet veel aan.
Hoewel ik tot mijn tiende nog wel gebeden heb bij het eten.
Ik moest dan hardop zeggen: Here zegen deze spijze amen.
Moeder vertelde me later dat ik jarenlang heb gezegd:
Here zegen deze spijkers amen.
Ik vind het wel goed van mijn ouders dat ze me nooit verbeterden.
Maar dat is dan zo'n beetje alles wat de godsdienst betreft.
(Wim de Bie, De bookcorner van
Goos Verhoef, blz. 55)
Het gebed is een zwakheid, een
onmacht, een wanhoop, een verloochening,
Een meelijwekkende manifestatie.
Zij was het daar niet mee eens. Voor haar is het gebed een kracht.
Ik voegde er aan toe dat je in momenten van gevaar
niet op de knieën gaat, maar je opricht.
(Paul Léautaud, Literair
dagboek, 19-05-1940)
Bidsprinkhanen
En waarom heet een bidsprinkhaan een bidsprinkhaan,
omdat het een mannetje is;
anders zou ze bidsprinkkip heten.
(Herman Finkers,
Ich bin ein Almeloër, blz. 106, Preek Martinikerk)
Biefstuk
Een biefstuk is gewoonlijk
Afkomstig van een koe.
Als men een biefstuk pijn doet,
Dan zegt de biefstuk: 'Boe!'
Doch als een biefstuk hinnikt
Bij onverwachte pijn,
Dan zal er hoogst waarschijnlijk
Iets niet in orde zijn.
(Daan Zonderland, Redeloze
Rijmen en alle andere verzen, blz. 22)
Bier
'Ik eis doortastende maatregelen,' sprak hij.
'Parbleu! Mijn rozenperk is ontsierd door de blikjes
waaruit het janhagel zijn dégoutante bieren pleegt te consumeren.'
(Markies De Canteclaer van Barneveldt in De andere
wereld van Marten Toonder,
blz. 23,
uit Een kleine handreiking, blz. 112, oorspr. Heer Bommel en de
antiloog)
Soms, stil genietend van een
bierfles,
bezin ik mij onder mijn vlierbes.
En vreemd, hoe guller dan het bier vloeit,
hoe matelozer mij mijn vlier boeit.
(Frits Jans, fluitconcert (fragm.),
Reisgenoten op dit narrenschip, blz. 27)
De schrijver Jan
Hanlo, had de gewoonte in de bar van Américain een
warm glas pils te bestellen.
De ober wilde zich niet laten kennen, dus Hanlo kreeg zijn warme
pilsje.
Dan bestelde hij een glas melk en goot de melk bij het bier.
Als hij dat opdronk, zei hij; 'Ach, wat je lekker vindt, is ook
maar betrekkelijk.'
(Het literair anekdotenboek, blz. 12)
Niets is zo demoraliserend als
een glas lauw bier.
(Bergman, De tijd te lijf,
blz. 174)
Big Ben
Ook Big Ben is niets anders dan stalen stangen die
door roest verteerd zouden worden
als de Dienst Openbare Werken ze niet onderhield.
(Virginia Woolf,
Maandag of dinsdag, Mrs. Dalloway in Bondstreet, blz. 5)
Bijbel
J.H. Donner heeft
gezegd dat het Nieuwe Testament de enige detective is
die overduidelijk de lezer als de dader aanwijst.
(Fons Jansen,
Wat ik zeggen wilde, blz. 17)
Er zijn natuurlijk nog altijd
mensen die elke dag de Bijbel lezen.
Zij tellen hier niet mee;
ze lezen er trouwens niet in, maar uit.
(Kees Fens, De
Volkskrant 20-01-1996)
'In plaats van aan te nemen wat
de Schrift zegt
- en dat behoort men toch te doen,
want het staat in de Schrift zelve dat men gelovig moet wezen
- doet hij allerlei vragen .
'Wat was licht vóór er zon was?
- Had die Melchizedek het ware geloof?
- Wat zou er gebeurd zijn als Eva die appel niet gegeten had?
- Is mijn broertje verdoemd omdat hij voor de doop stierf?
- Waar Was de politie toen Petrus Ananias en Saffirah liet doodvallen?
- Droeg Jezus kousen, en had hij een tulband op?
- Hoe hoog is hij opgevaren voor hij aan de rand kwam van onze
atmosfeer,
en waarheen ging hij verder?
- Waarom was hij brutaal tegen zijn moeder toen deze hem zocht?
- Is er een proces geweest over de waarde van die varkens die
in het water werden gejaagd?
- Waartoe dienden die varkens in een land waar zwijnevlees verboden
is?
- Hoe maakte men het met de nalatenschappen van de mensen die
opstonden uit hun graven?
- Waarom moest Ezechiël vuiligheid eten?
Waarom werd het mensdom eerst gered vierduizend jaar na de Schepping?
- Waarom laat God toe dat velen die redding afwijzen?
- Waarom heeft de duivel macht, als hij door Christus overwonnen
is?
- Was Constantijn de Grote niet een gemene moordenaar?
- Vanwaar komt het dat vele eeuwen na Christus niet zo beschaafd
waren als de eeuw van Augustus?
Waarom sluiten wij Onze huizen in een land dat christelijk is,
en waar dus geen dieven zijn?
- Waarom was David een man naar Gods hart?
- Waarom mochten de Israëlieten goud en zilver medenemen
dat aan de Egyptenaren behoorde?
- Waarom is Jezus een zoon Davids, als Jozef die van David afstamde,
zijn vader niet was?
- Hoe weten wij dat God groot is, als wij hem niet begrijpen?
Was Judith een fatsoenlijke vrouw?
- Hoe kwam Noach aan een paar ijsberen voor de ark?
- Vanwaar kwamen de mensen die Kain niet mochten doodslaan?
- Wat gebeurt er als twee gelovigen tegen elkaar in bidden?
En zo al voort!.'
(Willem Frederik
Hermans, De raadselachtige Multatuli,
blz. 68)
(Multatuli, Max Havelaar,
blz. 214/215)
Men omzwachteld in 't dagelijks
leven de onschuldigste zaken met te verregaande angstvalligheid,
en schroomt niet zijn kinderen geheel andere, niet onschuldige
te laten lezen in 'n bijbel die geschreven schijnt om dragonders
te doen blozen.
En dat alles om god te dienen foei, foei!
(Willem Frederik
Hermans, De raadselachtige Multatuli,
blz. 102, Idee 437)
Behalve een schelmenroman, een
religieus epos en een catalogus van seksueel gedrag
is de bijbel een kookboek.
Leviticus staat vol keukentips.
(Midas Dekkers, De koe en
de kanarie, blz. 39, De klipdas)
In de Bijbel, dat vreselijke
zwartboek van Gods wandaden,
wordt beschreven hoe hij zijn mensheid verdoemde en verdronk,
en zijn zoon liet doodmartelen om het goed te maken.
Alle Theologen zouden criminoloog moeten zijn.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 11)
Voor zetter en drukker
en boekbinderij
is 't drukken van bijbels
een heidens karwei
(Theo van de Leur, Bijbels, uit:
DichtErbij)
Bijen
Groepen van louter vrouwen vind je ook bij de honingbij.
Wat wij een staat plegen te noemen, met een koningin aan het hoofd,
is in werkelijkheid een uit de hand gelopen gezinnetje van een
bijstandsmoeder,
met vijftigduizend dochters en geen man.
(Midas Dekkers, De koe en
de kanarie, blz. 151)
En wal alzz je een bij bent
en je valt niet zo op bloemen,
Terwijl je van een and're bij juizzt wel tevree gaat zzoemen?
Moet je dan maar die liefde voor die andere bij verbloemen,
Of moet een bij die bij een bij wil zzijn die bij benoemen?
Van: lieveling, ik houd van jou!
Van bij tot bij, van vrouw tot vrouw.
(Ted van Lieshout, Bij en
bij (fragm.), Het is een straf als je zo mooi moet zijn als ik,
blz. 14)
Bijgeloof
Het is vandaag Vrijdag de dertiende.
Vroeger zouden een heleboel mensen zich toch niet zo happy hebben
gevoeld.
Nu merk je daar niets meer van.
Als het geloof uitsterft, sterft ook het bijgeloof uit.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 123, 13-01-1978)
Bijgeloof is het geloof van
den ander.
(J.C. Bloem, Aphorismen XL)
Biljart
Op de Klots
Haar vader mocht ik wel, van allen:
we hebben lang nog gebiljart.
Maar 'k dacht bij ied're beurt: úw ballen
gaven de quitte-stoot tot míjn smart! (Lévi
Weemoedt, Van harte beterschap, blz. 109)
Drie jongens waren aan het biljarten.
Zoals ze, wanneer ze een stoot gaan doen, toch eerst drie, vier
keer schijnstoten!
Ze bewegen hun keu schokkerig heen en weer;
het is net alsof ze neukbewegingen oefenen.
En waar komt dat woord 'keu' vandaan? Wat een spel!
(Maarten 't Hart,
De kroongetuige, blz. 91)
Bio-industrie
Wij zijn geen boeren meer, wij zijn industriëlen
Wij hebben het dus reuze ver gebracht
Het heet geen fokken meer, het heet ook niet meer telen
Wij produceren fabrieksmatig voor de slacht
In zo'n Dachau voor de kippen
In zo'n Buchenwald voor 't vee
Doen wij bio-industriëlen
Net als men daar destijds dee
Maar wij kwellen er slechts dieren
En verdienen dus geen straf
Ook al zijn dan de methodes
Bij de beesten af
Maar dat moet je maar vergeten
Smakelijk eten (Alexander Pola,
Bio-industrie, 1972,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer, Ik zou je het liefst
in een doosje willen doen, blz. 133)
Biologen
We zijn een beetje als de bioloog
die de wonderbaarlijke structuur van een levend organisme pas
kan beleven
wanneer hij het eerst heeft gedood,
aan plakjes gesneden
en vervolgens onder de microscoop heeft gelegd.
( W.A.C. Whitlau
en H. van Praag, Het argument
van Solimon, blz. 24)
Eigenlijk zijn biologen gemankeerde kruideniers.
Het tellen ,wegen en meten zit ze in het bloed.
vroeger bleef die liefhebberij beperkt tot het ringen van kieviten.
Maar tegenwoordig zijn biologen voornamelijk bezig met het oormerken
van lieveheersbeestjes
en springen ze met drie man tegelijk op het weerloze dwergnijlpaardje
om de lengte van de snorharen te bepalen.
(Hans Dorrestijn,
Positief genieten met Hans Dorrestijn, blz. 27, Biologen)
Bitterballen
Mijn vriend, die bewijzen wou dat hij Holland kende,
sprak zijn verlangen uit naar een paar bitterballen.
Het bleken in vet gebakken korstjes, met binnenin peper en pilipili.
Lekker!
Ik had een nieuwe dubbele genever nodig, om ze door te spoelen.
(Louis Paul Boon, 16 van Louis
Paul Boon, blz. 26, Suderans)
Bitterheid
Wat ik hierboven geschreven heb, zal wel bitter klinken,
maar ik zie niet in waarom ik iets, waaraan ik alleen maar met
bitterheid kan denken,
anders dan bitter zou moeten neerschrijven.
(G.K. van het Reve,
Nader tot u, blz. 18, Brief uit het verleden)
Blik
indes der Blick ihm wie ein Hund vorauslief,
umkehrte, kam und immer wieder weit
und wartend an der nächsten Wendung stand,-
terwijl zijn blik hem als een hond vooruitvloog,
omkeerde, terugliep en hem steeds, ver weg
bij de volgende bocht stond op te wachten,-
(Rainer Maria Rilke, Orpheus.
Eurydike. Hermes (fragm.), vert. Peter
Verstegen,
Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren, blz. 38/39)
Bliksem
'De toestand was zeer prikuleus, jonge heer.
Als de bliksem in je slaat,
is het zeker dat je naar de bliksem gaat.
Dat is een oud gezegde.'
(Marten Toonder,
Heer Ollie en een Bommelding,
in "Als u begrijpt wat ik bedoel", de taal van Marten
Toonder, blz. 80)
Bloemen
In de zomeravond hadden we over bloemennamen gesproken
en hun klank in enkele talen gewikt
om na te gaan of men zich een voorstelling van de bloem kan maken,
afgaande alleen op de zwier en de zoetigheid in het ritme der
klinkers en medeklinkers.
Rozemarijn, Angelica, Tamarinde.
(Karel Jonckheere,
Miniaturen, blz. 45)
Bloemen zijn ogen op steeltjes,
die zich grif laten bekijken en onbekommerd terugstaren.
Contact!
Dáárom krijg je de neiging ertegen te spreken.
(Midas Dekkers, De beste beesten,
blz. 45)
Bloemlezen
In zekere zin had Victor Hugo dus wel gelijk toen hij
het zijn kinderen,
bij het vermaken van zijn rechten op zijn werk,
verbood bloemlezingen of selecties toe te staan.
Keuzes maken uit het werk van een schrijver is hetzelfde als hem
castreren, vond hij.
'L'eunuque est un homme dans lequel on a choisi.'
(Victor Hugo,
Zelf gezien, blz. 234, Nawoord van Greetje
van den Bergh)
Wie een bloemlezing leest, weet niet wat hij leest,
duidelijker: weet niet wat hij niet leest.
(W.F. Hermans, Malle Hugo,
blz. 266)
Boekdrukkunst
Het is toch wel iets merkwaardigs, die uitvinding van
de boekdrukkunst.
Victor Hugo heeft haar "Le plus grand événement
de l'histoire" genoemd,
en daar heeft hij dik gelijk in,
de ondergang van het Romeinse rijk, de Franse revolutie en de
Russische meegerekend.
(Anne H.
Mulder, Een ars amandi, blz. 6)
Boeken
Bergen verzet men niet door boeken te schrijven,
maar door dynamiet en bulldozers te kopen.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1967-1972, blz. 202)
Een boek uit hebben kan een leegte
achterlaten,
als het vertrek van een vriend, die een paar dagen bij je gelogeerd
heeft.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1967-1972, blz. 306)
Als je jong bent wil je meer
boeken lezen dan je hebt,
als je ouder wordt heb je meer boeken dan je wilt lezen.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1967-1972, blz. 363)
Boeken zijn als mensen:
wanneer ze ouder worden, krijgen ze vaak een scheve rug.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 57, 24-10-1977)
Der Untergang Dresdens, een boek
dat ik al lang van titel ken,
maar nooit gelezen heb omdat ik het niet bezit.
Ik weiger immers al zo lang als ik leef boeken te lezen die ik
niet bezit.
(Boudewijn Büch,
Eenzaam, blz. 70)
Maar ja, zoals de oude, nu alweer
lang overleden Chris van Buren,
destijds vele, vele jaren hoofd van de Dordtse Dienst Openbare
Werken,
al zei: "Je leert altijd wel iets uit een boek,
al was het maar dat je beter een ander had kunnen kopen."
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 382 (ged.) , 27-8-1978)
Ik kom ook niet meer uit deze
vertrekken weg.
Ik heb mijn vrienden hier tegen de wand staan.
Ik praat weinig met levenden.
Ze zijn zoveel dommer dan boeken.
(Gerrit Komrij,
De buitenkant, blz. 19)
Vanavond aan het achttiende Léautaud-deel
begonnen.
Nog een goede vierhonderd pagina's
- het laatste deel is voor het overgrote deel register -
en dan heb ik heel zijn Journal gelezen.
Ik weet nog steeds niet of ik denken zal:
'Hèhè, uit', of: 'Uit, jammer.'
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 92, 23-12-1977)
Een huis zonder boeken is als
een lichaam zonder ziel.
(Cicero, Volkskrant
11-10-96, start boekenbijlage Cicero)
Solimon
zou namelijk gesteld hebben:
'Of de boeken zijn in strijd met de Qoraan, dan zijn ze gevaarlijk;
of ze zijn in overeenstemming met de Qooraan, dan zijn ze overbodig.'
Een dergelijke manier van redeneren heet nog steeds in de logica:
het argument van Solimon.
(W.A.C. Whitlau
en H. van Praag, Het argument
van Solimon, blz. 103)
Wat het uitlenen van boeken
betreft, Koos Versteeg schreef:
Ik wou dat ik een van de boeken die ik in de loop van de tijd
heb uitgeleend, terugkreeg.
Dan kon ik er eindelijk weer eens een uitlenen.
(Dr. Marc Galle,
Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 2, blz. 79)
'Ik zal u eens een raad geven:
doe die boeken weg.'
'Welke boeken?'
'die edele boeken, die U leest. Doe ze weg.
Ik heb ze ook: Goethe, Schiller, en al die kerels.
Mij doen ze geen kwaad. ik loop er eens langs en ik kijk er eens
naar;
ze kleuren uitstekend bij het behang.
Maar U leest ze. Dat is leelijker.
Ik weet hoe dat gaat: je leest en je leest,
hier een nobele gedachte, daar een nobele gedachte.
Goed. Maar wat gaat er nu gebeuren?
Men gaat zulk een nobele gedachte eens toepassen.
In het begin is het een aardigheid.
Een gulden aan een bedelaar hier, een jas aan een bedelaar daar...
Goed. Maar langzamerhand begint men verheven te denken, men krijg
een nobele inborst;
steeds nobeler wordt de inborst, steeds nobeler.
en tenslotte is men een idealist.'
(Godfried Bomans,
Werken 1, Memoires van Pieter Bas, deel twee, blz. 191)
Een leven zonder boeken is niet
leefbaar.
(Erasmus,
Geciteerd door A. v.d. Glind, Erasmus, Europeaan, humanist, christen,
blz. 25)
Ik moest vechten - met God en
mensen zou ik worstelen,
en ik zou overwinnen, zag ik nu.
Neen, o neen, ik mocht nimmer de hoop opgeven
dat ik eenmaal datgene zou schrijven wat geschreven moest worden,
maar dat nog niemand, ooit, op schrift had gesteld:
het boek, alweer, dat alle boeken overbodig zou maken,
en na welks voltooiing geen enkele schrijver zich meer zou behoeven
af te tobben,
omdat gans het mensdom,
ja zelfs de gehele, thans nog in haat en angst gekluisterde natuur,
verlost zou zijn.
Dan zouden de kinderen der mensen een zonsopgang zien als nimmer
gezien was,
en een muziek zou klinken, ruisend als van verre,
die ik nooit gehoord had, maar toch kende.
En God Zelf zou bij mij langs komen in de gedaante van een éénjarige,
muisgrijze Ezel
en voor de deur staan en aanbellen en zeggen:
'Gerard, dat boek van
- weet je dat Ik bij sommige stukken gehuild heb?'
(G.K. van het Reve,
Nader tot u, blz. 112, Brief uit het huis genaamd 'Het Gras')
En dan natuurlijk de lange planken
met boeken.
Ik las ongeveer een meter per maand.
Ik hield ervan mijn ogen langs die gelederen te laten gaan,
elke rug bracht mij de herinnering aan een eigen, heel apart geluk.
(Belcampo,
Al zijn fantasieën, blz. 112, De Cascade des Ivrognes)
Boeken zijn de pest.
Alle ellende kommt vom Lesen zei Multatuli al dat iemand zei.
(Belcampo,
Al zijn fantasieën, blz. 251, De dingen de baas)
Nog afgezien van de sentimentaliteit
van opdrachten aan ouders of echtgenoten
van wie de schrijver beweert alles aan hen te danken te hebben,
ben ik sterk geneigd om,
als ik op de eerste pagina van een roman 'Voor huppeldepup' zie
staan,
te denken dat het boek voor huppeldepup en dus niet voor mij is,
het ferm dicht te slaan en ongelezen te laten.
(Connie Palmen,
I.M., blz. 17)
Jarenlang heb ik het volgehouden
geen boek in mijn boekenkast neer te zetten dat ik niet gelezen
had.
Ongelezen boeken wachtten op een stapel naast de boekenkast en
later kregen ze een eigen plankje,
omdat het er te veel werden
en er van een oneerbiedige stapel een groter verwijt uitgaat,
dan van een comfortabele plank.
(Connie Palmen, I.M., blz.
183)
Met boeken is het als met vrouwen;
je eerste liefdes blijven het grootst.
(Jan Brokken, Het laatste
oordeel, in goed Gebundeld 1987, blz. 42)
In boeken wordt geconcentreerd
gepraat, dat heeft me altijd aangesproken.
Aan een beetje boek heeft een schrijver een jaar gewerkt.
In één avond consumeer je de vrucht van een jaar
denken.
Een kwestie van ongeduldigheid.
Aan prietpraat heb ik altijd een hekel gehad.
In boeken wordt natuurlijk ook weleens geouwehoerd, maar lulkoek
kun je overslaan.
Geen vrijer mens dan een lezer.
Een lezer is eigenlijk een onbehouwen type.
Bevalt het boek niet? Weg ermee.
Terwijl je een zwetsende bezoeker niet direct de deur kunt wijzen.
(Jan Brokken, Het laatste
oordeel, in Goed gebundeld 1987, blz. 48)
La chair est triste, hélas!
Et j'ai lu tous les livres.
Mijn vlees is droef en ach! Ik heb elk boek gelezen.
(Stéphane Mallarmé,
Brise marine (fragm.),
Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren, blz. 162,vertaling Peter Verstegen)
Een boek: het stoffelijk overschot
van een idee.
(Eric van der Steen, Alfabêtises,
blz. 6)
Een boek is een spiegel, als
het een aap is die erin kijkt, kan er geen apostel uit terugkijken.
(Lichtenberg, geciteerd
in Vrij Nederland, 27-02-1999)
Wanneer een boek en een hoofd
met elkaar in botsing komen
en je hoort een hol geluid, ligt dat dan altijd aan het boek?
(Lichtenberg, geciteerd
in Vrij Nederland, 27-02-1999)
"Daddy," she said,
"do you think you could buy me a book?"
"A book?" he said. "What d'you want a flaming book
for?"
"To read, Daddy."
"What's wrong with the telly, for heaven's sake?
We've got a lovely telly with a twelve-inch screen and now you
come asking for a book!
you're getting spoiled, my girl!"
(Roald Dahl, Matilda, blz. 12)
Als men het boek kent, is het
uit, zegt Carel Vosmaer. (Een
goed citaat is nooit weg.)
(Frédéric Bastet,
Ik herinner mij, blz. 15)
Ik geloof in zoverre in de invloed
van een boek,
dat het over het algemeen het denkbeeld zal versterken dat je
al hebt.
Een boek dat je echt om zal vormen dat zal er een zijn waar door
iemand welbewust aan is gewerkt
en dan zal het toch alleen maar versterken waar je in wezen al
positief of negatief tegenover staat.
(Ad Visser, Als je leest
ben je nooit alleen)
De boeken die je leest hebben
op z'n minst één ding met elkaar gemeen
- dat ze door jou gelezen worden.
Hele slierten van associaties slingeren zich op den duur door
je boekenkast.
(Koos van Zomeren, Sneeuw
van Hem, blz. 81)
Er zijn geen onbegrijpelijke
boeken, alleen lezers die niet begrijpen.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 65)
Een boekerij zonder orde is nooit meer dan een stortplaats
van oud papier.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 74)
Een goed boek moet ons niets geven, doch iets afnemen:
een van onze zekerheden.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 74)
Er zijn gelukkig meer boeken
die je twee of drie keer kunt lezen,
anders had een kast met boeken ook helemaal geen zin.
(H.N. Werkman, Brieven van
H.N. Werkman 1940-1945, blz. 167,
uit brief aan Fie en Siep van den Berg-Werkman, 01-02-1945)
Wat zeg je tegen mensen die
willen weten waarom je gelezen boeken in een kast zet?
(Terzijde, VN, 14-09-2002)
Er bestaan boeken die op de
laatste bladzijde de laatste adem uitblazen.
Ze sterven onder je ogen,
blijven nog een jaar of wat in je bibliotheek staan opgebaard
maar doen je. Als je ze nog eens opent, ontsteld terugdeinzen
- zo verschrikkelijk dood zijn ze.
Maar er bestaan ook boeken
die door de grote rat van de tijd niet stuk te knagen zijn.
Het werk van Nescio behoort daar toe.
En het werk van Mary Dorna.
(Simon Carmiggelt, Laten
we vader eruitgooien, voorwoord, blz. 7/8)
De meest gelezen boeken krijgt
niemand uit.
Encyclopedieën, woordenboeken, de Bijbel, doe-het-zelf-gidsen,
de Koran, bibliografieën, cursusboeken tekstverwerken, de
I Ching, het strafrecht,
gebruiksaanwijzingen voor videorecorders, de Talmoed,
kookboeken en andere naslagwerken worden stuk gelezen,
maar niemand leest ze ooit uit.
(Dirk van Weelden, Twee procent,
Tirade 331, 1990/6, blz. 494)
Een boek kan op veel plaatsen
openvallen.
Als het wordt dichtgeslagen slaat het op tegelijk alle plaatsen
dicht.
(Lambert Tegenbosch, Raam
45, mei 1968, blz. 5)
Ik ben, wellicht op een verkeerde
manier, bezeten van boeken.
Altijd, dag en nacht, moet er een boek bij me in de buurt zijn.
Zonder boek naar bed of naar de w.c. gaan is voor mij onmogelijk.
Blijk ik in een trein een boek of blad vergeten te zijn,
dan stap ik uit en schaf me drukwerk aan.
Verblijf ik bij iemand die geen boeken in huis heeft,
dan word ik rusteloos en agressief.
(Bob den Uyl, Volkskrant,
26-04-1980)
Het eerste wat ik doe bij het
betreden van een mij onbekende woning, is vaststellen of er boeken
zijn,
en, zo ja, hoeveel, hoe zijn zij gehuisvest en op- of weggeborgen.
Eén blik is meestal voldoende om het hart in de schoenen
te doen zinken.
Een plankje scheefgelezen, verfromfraaide pockets die te hooi
en gras zijn bijeengeharkt.
Een log wandmeubel met digitaalklok, ingelijste foto's, vazen,
prullaria en dikke leespillen:
Konsalik, Maclean, Robbins, Clavell. Geen dichtbundel, geen 'bescheurkalender'
of 'Vader en zoon'.
Nergens een uitschieter. Zelfs de Heilige Schriften ontbreken.
'Je moet eens langskomen, ik heb een boel boeken,' zei mij een
vage kennis.
Een tot de nok gevulde kast met Callenbach, Kok, Reader's Digest-kitsch
en wat voorts aan literaire narigheid op de markt verschijnt.
Ik weet niet hoe ik moet kijken. Ik wil naar huis.
(Bergman, De tijd te lijf,
blz. 129)
Eens trof ik Cees
Nooteboom met twee tassen vol nieuwe boeken.
Hij had juist de boekhandel verlaten. Hij was mijn vraag voor.
'Wanneer ik dat allemaal lees? Ik lees niet alles.
Maar als boeken lang genoeg in de kast staan, weet je zeker dat
je ze hebt gelezen'
(Kees Fens, in
het voorbijgaan, blz. 59)
Er zijn verschillende soorten
van waardeering van boeken.
De hoogste is voor mij die, waarbij men een gevoel van onuitsprekelijke
dankbaarheid tegenover den auteur heeft,
veroorzaakt door het gevoel: zoo zou ik ook hebben willen schrijven,
als ik het had gekund.
(J.C. Bloem, Aphorismen LXVI)
Wij hebben boekenkasten vol
met bezielende gedachten, maar bezielt dat ons?
(Paul van den Bergh,
Stil zijn is ontmoeten, blz., 9)
Als ik iets wil begrijpen, heb
ik boeken nodig.
Als het wijsheid over mezelf betreft, blijk ik zelfs in de beste
boeken
helaas hardnekkig over de essentie heen te lezen.
(Atte Jongstra, Klinkende
ikken, blz. 66)
Boeken verenigen hun lezers
in enthousiasme en conversatie.
Men citeert Carmiggelt, men houdt van Jan Emmens,
men herinnert zich woordelijk een passage van Elsschot.
Op die manier is men het gloeiend eens,
wat een heerlijk gevoel is, een cafégevoel.
(Renate Rubinstein,
Twee eendjes en wat brood, blz. 125)
Boeken zijn fotogeniek.
Niet alleen verlenen ze mannen en vrouwen die voor een kastvol
poseren
de allure van onverbiddelijke wijsgeren,
ook op zich werken ze verleidelijk.
Je zou je haast iemand kunnen voorstellen
die alleen maar foto's en afbeeldingen van boeken spaart,
zonder er maar één in het echt te bezitten.
(Gerrit Komrij, Vreemd pakhuis,
blz. 20)
Het lenen van boeken staat haaks op het hebben van
boeken.
Je leent toch ook je snijtanden niet uit of je broekspijp?
(Gerrit Komrij, Vreemd pakhuis,
blz. 22)
Ik lees nog steeds niets. Geen
kranten, geen boeken.
Alle boeken uit mijn kinderjaren en mijn jeugd staan hier,
maar die durf ik nooit te pakken,
uit angst dat ze inmiddels de betovering verloren hebben die ze
op mij hebben uitgeoefend.
Gek genoeg mis ik mijn boeken uit Amsterdam.
Niet om ze te herlezen of alleen maar door te bladeren,
maar gewoon om hun fysieke aanwezigheid.
(J. Rentes de Carvalho,
Tussenjaar, nlz. 161)
Zodra een boek gedrukt is, heeft het voor mij afgedaan.
Het belandt in de boekenkast
en ik haal het daar hoogstens uit om een passage op te zoeken,
nooit om het helemaal te herlezen.
(J. Rentes de Carvalho,
Tussenjaar, nlz. 161)
Dort wo man liest,
dort setzt euch ruhig nieder.
Böse Leute haben keine Bücher.
(Jacques den Haan, Verzamelen
is ook een kunst, blz. 7)
Het gebeurde bijna nooit dat
ik een boek meteen ging lezen,
ik was bij boeken altijd zo van eeuwigheid doordrongen
dat het lezen op de tweede plaats kwam.
Het kost me geen enkele moeite hier een theorie bij te bedenken,
in mijn kast staan honderden interessante boeken die al 40 of
50 jaar geduldig wachten,
ze klagen niet, ik ook niet, we hebben de tijd.
(A.L. Snijders, Vijf bijlen,
blz. 28)
Mensen die nooit wat lezen,
mensen die boeken verafschuwen - je herkent ze meteen.
Het hoeven geen slechte mensen te zijn, maar één
ding is zeker:
ze staan anders in het leven dan wij.
(Koos van Zomeren, Omstandigheden,
blz. 69)
Wij hebben geen lievelingsboeken.
Maar goede boeken kiezen hun lievelingslezers.
(J. Greshoff, 444 aforismen,
blz. 12)
Een boek is een tijdelijk bezit.
Al is het maar omdat je er zelf tijdelijk bent.
(Kees B. Tam, ongepubliceerd)
Ik vind het nog altijd fijn
een boek cadeau te krijgen,
ook al weet ik vaak bijna zeker dat ik het niet meer zal lezen,
of uitlezen.
Een boek is nooit weg, misschien niet eens wanneer je het op je
sterfbed krijgt
en nog maar juist de kracht bezit om een blik op het titelblad
te slaan.
(Adriaan Morriën, Ik
heb nu weer de tijd, blz. 71)
Boeken verkopen vaak beter op
het verhaal rond het boek dan op het verhaal in het boek.
(Herman Stevens,
Het sterke geslacht, blz. 120)
De enige voorwaarde voor een
goed boek is dat er niets in gebeurt.
(J.J. Voskuil, Bijna een man.
Dagboeken 1939-1955, 09-01-1954, blz. 496
Boekenweek
Deftig is een boek kopen en zeggen dat je het geschenk
al hebt.
(Terzijde, VN, 13-03-1999)
Heeft u ook zo'n gierig plankje met de boekenweekgeschenken?
(Terzijde, VN, 13-03-1999)
Nu is het natuurlijk waar
dat een 'literaire serie' als de boekenweekgeschenken uniek is
in de literatuur.
Nooit is zo konsekwent de slechte smaak tot norm gekozen als bij
deze jaarlijks doorkankerende rij waardeloze onboekjes.
(Hans Engberts, Winkeldagboek:
aantekeningen uit het antiquariaat, blz. 7)
Een krankzinnig verschijnsel,
want voor de liefhebber is 't het hele jaar door boekenweek
en voor de anderen helpt 't toch niet.
(Jan Eijkelboom, Utrechts
Nieuwsblad, 14-04-1983)
Boemerangs
In een mens is iets van een boemerang.
Koen en duizelend stort hij zich in 't leven voor- en opwaarts
maar altijd komt op grote hoogte het terugzien op zijn eigen baan
en oorsprong
en eenmaal is er 't punt waarop 't verlangen naar terugkeer
de overhand krijgt op drang naar groter verte.
(Belcampo,
Al zijn fantasieën, blz. 151, Het grote gebeuren)
Boeren
Wie een boer wil bedriegen, moet een boer meebrengen.
(Ingrid Stork,
Boerenwijsheid, blz. 7)
Als een boer ophoudt met klagen, is 't in het laatst
der dagen.
(Ingrid Stork,
Boerenwijsheid, blz. 84)
Boksen
Iedere bokser immers, al is hij blank als melk en komt
hij uit de Rozendwarsstraat,
krijgt, wordt zijn neus maar lang genoeg bewerkt,
een negerprofiel.
(Bertus Aafjes,
Morgen bloeien de abrikozen, De verboden extase, blz. 7)
Als boksen een sport is, is echtscheiding dat ook.
Misschien zou dat geen slecht idee zijn,
dat de BRT echtscheidingen rechtstreeks zou gaan uitzenden?
Ik ken er een paar hele leuke.
(Herman de Coninck, De flaptekstlezer,
blz. 133)
Bomen
je hand leggen tegen de bast van een boom
je voorhoofd ertegen leunen en voelen
hoe leven omhoog kruipt van versteende wortels
naar de bladeren van de zon
(Jan de Zanger, Olijfboom (fragm.),
kraaiepoten, blz. 52)
Hoe halen ze het in hun hoofd onze boom om te hakken,
dacht Hester,
want een oude boom, of hij nu in een plantsoen of in de tuin van
een ander staat, is van iedereen.
Wanneer hij sterft verdwijnt er niet alleen een vertrouwde blikvanger
op onze dagelijkse route,
maar sterven ook alle gedachten die hij bij ons opwekte wanneer
we hem passeerden.
(Tessa de Loo, Meander, blz. 145/146)
Een bomenman zei me eens dat een
boom alleen maar een constructie is om blad omhoog te brengen.
'Een boom zegt tegen de kruiden: ik ga lekker boven jullie staan.
En dan komt er een andere boom en die zegt: en ik ga lekker boven
jou staan.'
(Koos van Zomeren,
Windbestuivers, katjesdragers, Het bomenboek, blz. 78)
Boodschap
Voor boodschappen moet je naar de supermarkt, daarvoor
moet je niet bij mij zijn.
Ik heb niks te vertellen.
Wie ben ik om iemand anders voor te houden hoe hij moet leven?
Zo hoogmoedig ben ik niet.
Waarom zouden mensen moeten denken en geloven wat ik schrijf?
Dat maakt iedereen voor zichzelf uit.
Een boek gaat over wat je er zelf uithaalt. Niet over wat de schrijver
belangrijk vindt.
(Thea Beckman, Nederlands
Dagblad, 27-05-1995)
Boosheid
Het ligt niet in mijn eigenlijke oorspronkelijke aard
boos te worden, want ik kan veel verdragen,
veel dingen laten me koud me koud, van veel dingen kan ik den
grappigen kant zien,
en ik heb het bovendien heel druk met mijn eigen overpeinzingen,
die me zeer gelukkig maken.
(W. Walraven, Brieven, 17-07-1941,
blz. 830)
Borstvoeding
Kleine George groeit goed. Hij drinkt nu uit beide
borsten.
De eerste tijd wilde hij alleen maar de linkerborst.
Democratische tendentie.
(Victor Hugo,
Zelf gezien, blz. 276, 25 augustus 1868)
Bos
Je zou zeggen: bos biedt bomen een ideaal vestigingsklimaat
- het is er zelf het bewijs van.
Bos breekt de wind, tempert de temperatuur en verbetert de bodem.
Daarvan profiteren talloze organismen, van paddenstoelen tot everzwijnen.
Maar voor bomen is het vooral een plek waar ze elkaar in de weg
staan.
(Koos van Zomeren,
Het bomenboek, blz. 15)
Hoe onthoud je een bos?
Vast niet aan de losse bomen.
Eerder aan het kraken van takjes onder je schoenen,
aan de geur van humus,
het wegschieten van hagedissen over het stenige pad heuvelop.
(P.F. Thomése, Schaduwkind,
blz. 46)
Ik kom uit Arnhem, ik hou van bos.
Bos geeft me het gevoel dat ik in mijn eigen hoofd rondloop.
(Koos van Zomeren, Ruim duizend
dagen werk, blz. 41)
Bosbessen
De groenheid van de bosbesstruiken
is onbeschrijflijk. Groener dan deuren
van jeugd staan ze laag bij de grond.
(H.H. ter Balkt, Ode aan de
bosbesstruiken (fragm.),
De 100 beste gedichten van 1998, blz. 20)
Boten
De kleine jongen zat rechtop in zijn bed, en maakte
een bootje van papier.
De punt van zijn tong kwam tussen zijn lippen te voorschijn,
want het was een moeilijk werk.
Eerst vouw je het zó, en dan zó, en dan nog eens
de andere kant op, en dan is het er.
Simon kneep zijn ene oog dicht en bekeek het aandachtig.
Ja, het was een boot. En het had een naam ook.
'Alles rustig in Madrid' stond er op de voorsteven,
want het was uit een oude krant geknipt.
'Een mooie naam voor een boot,' zei Simon zachtjes,
en hij zette het voorzichtig in de goudvissenkom, die naast zijn
bed stond.
(Godfried Bomans,
Werken I, blz. 527, wonderlijke nachten)
Boten zijn duur in de aanschaf en duur in het onderhoud,
je kunt er vanwege ons miezerige klimaat maar een paar keer per
jaar mee varen,
Dus is het een luxeartikel waar je goed mee kunt pronken.
Als een zeewaardige Rolex of BMW.
En vervelende mensen houden van pronken.
(Cindy Hoetmer,
Goed, naar omstandigheden, blz. 129)
Boter
In huis is de geur van boter karakteristiek voor die
van de kamers die door alle gezinsleden worden gebruikt.
Niet de boter die je bij de SRV-wagen koopt, en zeker niet de
valse substantie in plastic kuipjes,
die alleen zo heet omdat de hagelslag erop blijft liggen, maar
die verder geen enkel merkteken draagt van ware zuivel.
Nee, de geur van uit onvervalste melk gekarnde roomboter, vet
als jonge haring,
smeuïg als heidehoning en, wanneer ze een dag gestaan heeft,
sterk als de kloten van een eenjarige ram.
Die geur verspreidt zich over de gehele ruimte, en is tegelijk
onmiskenbaar één en uniek.
De geur van 'niet werken maar zwoegen'.
(Franca Treur,
Dorsvloer vol confetti, blz. 32)
Breuken
Gelukkig kreeg Bill op school les in breuken:
als hij de taart moest verdelen vroeg hij aan zijn (jongere) broers
of ze een vijfde of een tiende deel wilden.
'De idioten kozen altijd een tiende deel.'
(Frank van Dixhoorn
over Bill Cosby, Zes seconden
eenzaamheid, Volkskrant, 04-07-97)
Briefkaarten
De ambassadeur is nog nooit in Brighton geweest
en kijkt verbaasd naar de souvenirwinkels met de rekken vol banale
briefkaarten.
Altijd weer variaties op hetzelfde thema:
een grote, bazige vrouw met een boezem als een zandkasteel
en een klein mannetje dat tevergeefs naar zijn garnaal zoekt in
zijn veel te grote zwembroek.
'Het vermaak van de Britse working class,' zegt Seamus.
'George Orwell heeft er vertederend over geschreven.'
(Peter Brusse,
Met vlindernet door swinging Londen, blz. 129)
Met brieven kun je het spel mooi verdelen en heb je
het veld voor jezelf.
Er ligt een ingepakt verhaal en het verloop ervan is onbekend.
Tussen de spanning om de ongeziene inhoud van de brief
en het verlangen deze zo snel mogelijk te leren kennen,
kun je zelf scheidsrechter spelen.
Wat ooit eerder geschreven en verzonden is ligt binnen handbereik.
Dat neemt niemand je meer af.
(Connie Palmen,
De wetten, blz. 151)
Uit d'oude brieven waait
een zoete geur
Van bont verlangen en geluk mij tegen,
Als zag ik plotseling door een open deur
Een blijde tuin, in zomerzon gelegen.
(Elisabeth Reitsma, Oude brieven
(fragm.), Zingende golven, blz. 22)
De e-mail is als een hoer in
de liefde: het gaat snel en efficiënt,
maar als je liever een echte brief had willen schrijven,
houd je er een kater aan over.
(L.H. Wiener, Fallen leaves,
10-07-2000, blz. 245)
Zoals je al wel doorhebt schrijf ik gaarne brieven,
het is de stijlvolste en zuiverste wijze van communiceren
en je houdt je handen thuis,
hetgeen betekent dat je een man 'aan het eind' niet op zijn bek
hoeft te slaan
en een vrouw niet behoeft te beliggen,
hetgeen voor alle partijen verreweg het beste is.
(L.H. Wiener, Fallen leaves,
15-03-2004, blz. 355)
Mijn oudste zoon woont in Amsterdam.
Ik woon 120 kilometer ten oosten van hem.
Dat heeft als nadeel dat ik hem weinig zie,
maar een voordeel is dat ik wel eens brieven van hem ontvang.
(En brieven duren lang, eigenlijk zo lang als je wilt.)
(A.L. Snijders, Ruim water,
blz. 16)
Bril
Mijn vinger bloedde, hij was tussen het scharnier van
mijn leesbril gekomen,
een meer bejaarde verwonding was niet denkbaar.
(Cindy Hoetmer,
Goed, naar omstandigheden, blz.8)
Brommers
Al die jongens met racebrommers
zijn volgens mij knettergek.
(Wim Meyles,
Spelen met woorden, blz. 102)
Buigen
Houd je groot en ieder eert je.
Maar buig je één keer diep en de kippen bedekken
je met zand.
(Bertus Aafjes,
Morgen bloeien de abrikozen, De ogen van de cholera, blz. 79)
Buiten
Ik liep vanmiddag buiten en dacht,
kom ik ga eens naar buiten,
maar ik was er al.
(K. Schippers,
De dichter als De koe, blz. 43)
Bureaucraten
'Woudenberg was,' meende Thomassen,
'In veel sterkere mate de baas dan men wel bereid was te zien
of kon zien,
omdat Sint Bureaucratius een groot gewicht heeft.
Al zouden alle mannetjes plotseling weg zijn,
dan blijft de figuur Sint Bureaucratius op de achtergrond aanwezig
en daar was Kees de personificatie van.'
(M. Brinkman,
Drees en de Partij van de Arbeid,
in Willem Drees, H. Daalder - N. Cramer, blz. 68-69)
Buren
Het probleem van buren is dat ze naast je wonen.
(Naima el Bezaz,
Méér vinexvrouwen, blz. 50)
Burgemeesters
Dat is in Holland traditie, die ketting.
Eens was een Hollandse burgemeester op officieel bezoek te Antwerpen,
en wou hij van de burgemeester aldaar weten, waarom die geen ketting
droeg.
De Antwerpse burgemeester zei: 'Ochja, omdat ze óns nog
laten loslopen.'
(Louis Paul Boon, 16 van Louis
Paul Boon, blz. 33, Nacht)
Toespraken van burgemeesters dienen onder alle omstandigheden
te worden gemeden!
Jeuk. Een knellend gevoel aan de slapen.
Spiercontracties op plekken waarvan je niet eens wist dat er spieren
zaten.
Stiekem om je heen kijken om te zien hoe anderen deze beproeving
doorstaan.
Dat mens daar heeft nota bene haar schoenen uitgeschoven.
Wat een knobbels heeft die aan d'r voeten!
De opwelling om 'gelul' te roepen, of iets ergers.
(Koos van Zomeren, Ruim duizend
dagen werk, blz. 38)
Burgerlijk
Hij woont daar wel goed, in Zwitserland,
maar het stadje (Avanches) is erg 'bourgeois' (burgerlijk).
Waarom woont hij er dan? En wat is 'burgerlijk'?
Dat de inwoners overdag op zijn en des nachts slapen?
(Gerard Reve,
Brieven aan Matroos Vosch 1975 - 1992, 8 september 1982, blz.
240/241)
Burgers
Burgers zijn dikwijls synoniem van verstoken van verbeelding,
ze leven wel intens maar op een te smalle basis,
wat bij mensen vol fantasie allergie opwekt.
(Karel Jonckheere,
Wuiven naar gisteren, blz. 83)