Ik spring op, de kou is verdwenen,
ik steek de handen in mijn zakken
en wandel met mijn stille bondgenoot in de hand naar Oxford Street.
In de richting van Marble Arch,
langs dezelfde route die vroeger de ter dood veroordeelden liepen.
Op Marble Arch werden ze onder veel bekijks opgehangen.
'En dan, goede vriend, als de strop zich sloot om de nek en de
zondaars spartelden in de lucht,
richtte hun geslacht zich nog één keer op, als op
de dag des oordeels.
De piemel schonk zijn meester nog één paradijselijk
orgasme.
Soms te laat, dan kwam de boef pas klaar als hij dood was.
Dat was lachen.
(Peter Brusse,
Met vlindernet door swinging Londen, blz. 26)
Gas
Gas wordt gewonnen door boringen in de aardkost.
Gaswinsten door boringen door onze neus.
De onbetaalbare know-how voor beide boormethoden berust bij dezelfde
multinationals.
(Alexander Pola,
Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 84)
Gaspeldoorn
Ik zit aan het boek gekluisterd
- ik bedoel dat ik eraan zit vastgeplakt als een vlieg aan een
kleefstrip.
Soms heb ik er geen vat op; maar ga toch stug door;
dan weer heb ik het gevoel dat ik door drastisch te werk te gaan
- alsof ik me door gaspeldoorn een weg baan -
uiteindelijk toch iets wezenlijks te pakken heb.
(Virginia Woolf,
Schrijversdagboek 1, blz. 200, 26 januari 1930)
Gebit
... en een gebit alsof ze een piano had ingeslikt
en de vergeelde toetsen waren blijven steken.
(Frans Pointl,
De kip die over de soep vloog, blz.106)
Geboorte
Ik voel me een beetje als de actrice over wie Alexander
Woollcott schrijft,
in zijn stukje over Dorothy Parker,
die eindelijk, eindelijk haar kind dan ter wereld had gebracht
en van de schrijfster een gelukstelegram kreeg dat luidde:
"Well done, Mary, we all knew you had it in you."
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 305, 7-8-1978)
Een mooie Spaanse copla, vertaald
door Hendrik de Vries: De dokter, bij mijn geboorte,
Voelde mijn pols en besloot:
'Zolang dit kind maar blijft leven,
Gaat het in geen geval dood.' (Dr. Marc Galle,
Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 2, blz. 180)
Elke geboorte is een wonder,
elk kind een godsgeschenk.
Maar het is nog niet ter wereld of het godsgeschenk begint te
krijsen en te schijten.
Als ouder komt van nachtrust weinig meer; je carrière begint
gevaar te lopen.
Krijsen en schijten gaan welliswaar over, maar dan volgen de bof
en de mazelen.
(Midas Dekkers, De koe en
de kanarie, blz. 36, De zuster)
In de verloskamer juichen
ze bij het omge-
keerde doelpunt van de geboorte. Niemand
voorziet de wraak van de keeper die hoog
op de witte tafel ligt, met lege handen.
(Anna Enquist, Laatste zomer
met de kinderen (fragm.), Een nieuw afscheid, blz.40)
De ware geboorte heeft niet
plaats wanneer de moeder van het kind,
doch pas wanneer het kind van de moeder verlost wordt.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 170)
Gebouwen
Alle gebouwen die de laatste dertig jaar zijn neergezet,
zijn esthetisch alleen te genieten wanneer je er bovenop gaat
staan:
omdat dát de enige plaats is van waaruit je ze niet kan
zien.
(Gerrit Komrij,
Heremijntijd)
Een schouwburg van twaalf miljoen (Eindhoven, MB)
waar we voor honderdtwintig jaar mee opgescheept zitten.
De stoep is hier het mooist, want dan weet je nog niet wat er
komt.
(Wim Kan, De dagboeken
van Wim Kan 1968 - 1983, 03-03-1969, blz. 24)
Openbare gebouwen kunnen aan de buitenkant de geschiedenis
vasthouden,
als ze in gebruik blijven zal de binnenkant de kleur aannemen
van het heden.
(Connie Palmen,
De wetten, blz. 46)
Een lelijk gebouw hindert gemiddeld
zeg maar duizend voorbijgangers per dag,
dat zijn er 365 000 per jaar, dat zijn er 3 650 000 per decennium.
Ik voeg dat eraan toe omdat ik voorstander ben van een wet op
visuele hinder,
zoals je een wet hebt op luchtvervuiling.
(Herman de Coninck, De flaptekstlezer,
blz. 8/9)
Gedachten
Die gedachten ken ik.
Hebt u er zelf ook nog een paar?
(Gerrit Komrij,
Heremijntijd)
Niets is gevaarlijker dan
een grote gedachte in een leeg hoofd.
(Frans van Damme,
Gedachten,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz.
113)
Gettovorming is slecht, lees
ik altijd in de beschouwingen van weldenkende mensen.
En omdat ik de meeste gedachten aan andere mensen ontleen
(ik kan namelijk slechts een heel klein deel van de wereld overzien
en moet me door de rest laten leiden als een blinde,
in de hoop dat ik achter een verstandige hond aanloop),
heeft gettovorming een negatieve klank in mijn hoofd gekregen.
(A.L. Snijders,
Dapperstraat'ta, Gelders Dagblad, 09-03-'96)
De gedachten kwamen nog wel,
in overvloed zelfs,
maar ze hadden zo goed als niets meer met elkaar te maken,
en lieten zich niet meer in een betoog of rangschikking van enige
geldigheid onderbrengen.
(G.K. van het Reve,
Nader tot u, blz. 50, Brief door tranen uitgewist)
Wij spelen met gedachten.
Bij die gedachten zijn altijd een of meer lievelingsgedachten
waar we vaker mee spelen dan met de andere;
nu kunnen we met onze lievelingsgedachten zoveel spelen,
dat ze tenslotte met ons gaan spelen en dan zijn we gek.
Meestal begint krankzinnigheid met gekheid.
(Belcampo,
Al zijn fantasieën, blz. 90, Het laatste getuigenis)
Waarnemingen kosten tijd,
gedachten niet,
dat merk je 't beste als je droomt.
(Belcampo,
Al zijn fantasieën, blz. 125, Het verhaal van Oosterhuis)
Het kluchtige bij mensen die
van gedachten wisselen is dat ze er meestal geen hebben.
(Karel Jonckheere, Filter
uw dag, blz. 9)
Maar soms kon hij afwezig
voor zich uit staren,
of hij vond dat gedachten er zijn om ze te laten afdwalen.
(Marga Minco, Nagelaten dagen,
blz. 79)
Die vrije gedachten van hem
roeren zich danig in het potje van de geest,
of beter: er zijn geen gedachten, er is alleen het roeren.
(Robert Anker,
Een soort Engeland, blz. 67)
Ik houd niet van gedachtenwisseling.
Ik weet niet wat ik met eens andermans gedachten moet aanvangen
en ik vind het onwaardig de mijne aan een ander op te dringen.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 38)
Maar gedachten gisten als
jenever.
Je neemt er telkens nog eentje in de hoop dat hij de smaak van
alle vorige weg zal spoelen.
(Arthur Japin, De zwarte met
het witte hart, blz. 310)
Hoe meer zielen hoe minder
gedachten.
(Gust Gils, Berichten om bestwil,
blz. 123)
De gedachtenwereld bestaat niet in de mensen,
hij is de onzichtbare ruimte tussen de mensen,
en de mensen zijn dol ende lege plekken in die ruimte.
(Gust Gils, Berichten om bestwil,
blz. 187)
De gedachten lopen altijd
vooruit.
Die zien te ver,
veder dan het lichaam dat in het heden verkeert.
(Albert Camus, Dagboek, blz.
49)
Nu had ik niet de illusie
dat zoiets nooit eerder gedacht of gezegd was;
met x-miljard mensen op aarde is de kans op nieuwe gedachten sowiese
gering.
Ik meende alleen dat ik het zelf niet eerder gedacht of gezegd
had.
(Koos van Zomeren, Alles is
begonnen, blz. 64)
Al te vaak denk ik dingen
die een mens niet hoort te denken.
Het gebeurt gewoon, ergens in mijn hoofd.
En wat erger is: ik spreek die gedachten uit.
Dat komt omdat ze mijn hoofd bezetten en terroriseren
en geen ruimte laten voor andere gedachten,
gedachten die gepaster zijn.
(Kristien Hemmerechts,
De dood heeft mij een aanzoek gedaan, blz. 46)
Over het algemeen is he dagelijks
leven een terzijde naast mijn gedachtenstroom.,
waarin ik mezelf als een bootje overeind tracht te houden.
(Nicolien Mizee, Een licht bewoond
eiland, 06-05-2000, blz. 234)
Geduld
'Geduld is het geheim van de overwinning, ongeduld
een teken van zwakte.'
Ik wist dat hij hier Tjokroaminoto citeerde;
Moeljono had die uitspraak met striemende woorden gegeseld.
Maar hij hervatte: 'Haast is waardeloos.
Waar daar het gevolg van is, kan geen waarde hebben.
Dingen groeien uit zichzelf en wij groeien mee.
Als we geroepen worden, zullen we er zijn.
(Cornets de Groot, Tropische
jaren, blz. 110)
Geheim
Geheim, zwaar woord voor één nachtje
met een andere vrouw.
Er moest een woord bestaan voor iets dat je maar beter voor je
kon houden,
een woord dat minder gewichtig was, niet zo met zeven sloten erop.
(Vonne van der Meer,
Eilandgasten, blz. 19)
'Een geheim weegt niets,' zei de eekhoorn.
'Je hoeft het niet te verstoppen
en als je het vergeet bewaar je het juist goed'
(Toon Tellegen,
Toen niemand iets te doen had, blz. 122)
Ik heb me nooit aangetrokken
gevoeld tot mensen die precies wisten wat hun te doen stond,
voor wie het leven nauwelijks geheimen kende.
Het zijn juist de geheimen die het leven belangrijk maken.
(Thomas Verbogt,
Hoe alles moest beginnen, blz. 31)
Geheugen
Goed geheugen.
Om zoveel te kunnen onthouden moet hij weinig hebben geleefd.
(J.A. Emmens,
Autobiografisch woordenboek, blz. 39)
'Mijn geheugen gaat achteruit'
'Dan heb ik nog honderd gulden van je te goed'
(VN, Terzijde,
10-05-97)
Geheugen is het pijnlijk onvermogen
om te vergeten.
(Alexander Pola,
Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 68)
De vergelijking van het geheugen
met een zeef is nog niet zo gek.
Het is alleen niet te regelen wat door de zeef heen verloren gaat
en wat blijft liggen.
Je onthoudt wat je mag vergeten en vergeet wat je zou moeten onthouden.
(Hans Warren, in Ik herinner
mij, blz. 191)
Men spreekt wel van een fotografisch
geheugen.
Mocht er inderdaad zoiets bestaan,
dan heb ik een fototoestel met nogal wat kuren in mijn kop zitten.
(Bob den Uyl, in Ik herinner
mij, blz. 174)
Mijn geheugen is als het werk
van een drankzuchtige archivaris:
het vertoont gaten en verdichtingen, de kaartenbakken zijn omgevallen,
de fiches in haast weer bijeengeraapt.
Soms is er maandenlang niets verzameld, dan weer is er koortsachtig
maar lukraak gewerkt.
Er is een ladenkast vol herinneringen, maar waar zijn de herinneringen
die mij kunnen helpen bij het beantwoorden van de vragen die mij
nu uit mijn slaap houden?
(Karel Glastra van Loon,
De passievrucht, blz. 22)
De archieven van je geest kennen
geen index, hooguit een paar trefwoorden.
Meer is waarschijnlijk ook van geen belang.
(Arthur Japin, De zwarte met
het witte hart, blz. 23)
Het geheugen is een verschrikkelijk
leesboek,
dat men niet sluiten kan,
wanneer men doodmoe en doodzwak is.
(Jacob Israël
de Haan, Besliste volzinnen, blz. 13)
Een goed geheugen is het fundament
van een evenwichtige geest,
maar vaak houdt de herinnering zich aan haar eigen prioriteiten.
(J.H. Donner, Van Computers,
Politiek, Amsterdam & een klein meisje, blz. 106)
Het geheugen is op z'n best
een gebrekkige, verwrongen vergaarbak.
(John Steinbeck, Reizen
met Charley, blz. 11)
Hopelijk heb ik U vorige week
niet reeds gemeld, wat ik nu zou willen zeggen.
Want ik krijg stilaan een memorie gelijk het stramien dat grootmoeder
vroeger gebruikte:
met allemaal gaatjes in, waarlangs niet alleen het water maar
ook de spinazie wegstroomde.
(Louis Paul Boon, Memoires van
Boontje, blz. 106)
Ik heb het onvoorwaardelijk
vertrouwen in mijn geheugen verloren,
omdat ik zijn werkwijze niet meer begrijp.
Als ik een verhaal over vroeger vertel
in het bijzijn van iemand die het meemaakte en er een andere herinnering
aan heeft,
kies ik niet meer automatisch voor de mijne.
Mijn herinneringen zijn oncontroleerbaar, soms juist, soms onjuist,
ik weet niet welke ik moet kiezen.
(A.L. Snijders, Bordeaux
met ijs, blz. 207)
Een gebrekkig geheugen zoals
jij zegt te bezitten lijkt me een handicap van jewelste,
maar misschien een gelukzalige handicap,
als je tenminste een sentimentele inborst hebt.
mocht je echter nuchter van aard zijn dan kun je zo'n geheugen
trainen,
en opkrikken met vitamine B-complex.
Ik heb een geheugen als een olifant,
en op het gebied van de letteren is dat een zegen,
op het gebied van de beslommeringen is dat een vloek.
De verzameling herinneringen die ik tors is onovertroffen,
behalve dan door grote schrijvers.
(Nanne Tepper,
De kunst is mijn slagveld, blz. 33)
Mijn geheugen is zeer goed
in het onthouden, heb ik eens geschreven,
met de toevoeging: het onthoudt mij zo goed als alles.
Een beetje flauw misschien, maar wel raak,
vooral omdat het een uitspraak is die op waarheid berust
en dat gaat maar voor zeer weinig uitspraken op.
(L.H. Wiener, Eindelijk volstrekt
alleen, blz. 206)
Met het geheugen weet men
nimmer zeker waar men aan toe is,
aangezien de herinneringen die daar liggen opgeslagen
onderhevig zijn aan mutaties en niet zelden aan bederf,
en dan verdwijnen in een geestelijke put die gemeenlijk als onderbewustzijn
wordt aangeduid.
Waarmee allerminst gezegd wil zijn dat het onderbewustzijn een
soort beerput is,
al verdient het toch wel vaak aanbeveling om het deksel dicht
te laten
en over iets anders te beginnen.
((L.H. Wiener, Shanghai Massage,
blz. 300)
Ons geheugen zet de geschiedenis
naar zijn hand.
Het luistert eerder naar het verlangen dan naar het verstand
en het negeert de agenda.
(Connie Palmen, Geheel de uwe,
blz. 25)
Zelf heb ik een goed geheugen.
Het vergeet veel.
Beter kan ik het me niet wensen.
Een goed geheugen is een zeef met de gaatjes op de juiste plaats
om ongewenste herinneringen kwijt te raken.
Alles wil ik opfrissen de volgende ochtend,
maar niet mijn geheugen.
(Midas Dekkers, Volledige
vergunning, blz. 128)
Een mens springt schaamteloos
om met zijn falend geheugen.
Het is allemaal cinema en men projecteert zijn eigen terugblik
naar behoefte.
(Jeroen Olyslaegers, Wil,
blz. 39)
Geiten
Op een dag, dit verhaal speelt in de dagen dat rabbi's
wijze mannen waren
en de mensen hun raad vroegen en opvolgden, kwam meneer Levi bij
zijn rabbi.
Hij was wanhopig. Zijn vrouw was ziek, hijzelf was werkeloos,
met hun zes kinderen woonden ze in één kamer
en hadden niet te eten. Wat moest hij doen?
De rabbi dacht lang na en zei toen: 'Neem een geit.'
Een maand later kwam de heer Levi terug: de situatie was nu ondragelijk
geworden,
met die zieke vrouw, die jengelende kinderen, dat ene kamertje
en een geit die overal kakten pieste.
'De stank, rabbi, dat is het ergste,' zei meneer Levi.
Wederom dacht de rabbi na en zei toen: 'Doe de geit weg.'
(Renate Rubinstein, Nee
heb je (budget-boek), blz. 46)
Gek(ken)
Gekken vind je overal.
In tal van landen vormen zij zelfs de meerderheid van de regering.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 407, 3-3-1980)
Men dient te pogen overal het
beste van te maken wat mogelijk is, anders wordt men gek.
Daarom ook was ik rooms-katholiek geworden, op eigen initiatief.
Op die manier werd ik niet gek, wat een voordeel was.
Gek zijn is op zichzelve wel goed, maar men zit er mede.
(Gerard Reve,
Het boek van violet en dood, blz. 31)
De zgn. gek onderscheidt zich
daardoor van de normale mens,
dat zijn gedachtegangen te sterk subjectief zijn,
dus niet voldoende bij de objectieve wereld en haar eisen aangepast.
In de droom en in het hiernamaals vervalt dit criterium,
zodat het rijk der geesten als het bestaat,
eigenlijk een rijk is van wat wij noemen - hopelijk zalige - waanzin.
(Louis Hoyack, Gedachten en
aphorismen, blz. 37)
Het enige verschil tussen mij
en een gek is, dat ik niet gek ben.
(Salvador Dali, Mijn leven als
genie, blz. 6)
Iedereen is gek.
Het verschil tussen een normaal persoon en een patiënt
schuilt in het vermogen deze gekte te beheersen.
(Matthijs van Boxsel, Morosofie,
blz. 19)
Geld
Mijn ongeluk is in Holland geboren te zijn,
het land waar slechts één gezag geldt,
één geloof, één god: geld!
(Multatuli,
De raadselachtige Multatuli, W.F.
Hermans, blz. 5)
Geld moet rollen;
vooral vlug, dan stinkt het minder.
(Jan G. Elburg, toch nog een
morsig schip
- opgeruimde kanttekeningen, Maatstaf maart 1973, blz. 769)
Maar misschien was het eenvoudig
een oefening in zuinigheid, die zij mij oplegde voor mijn eigen
welzijn.
Was dat inderdaad haar bedoeling, dan heeft haar pedagogie jammerlijk
gefaald,
want zodra ik later enig geld in handen heb gekregen,
heb ik het roekeloos door deuren en vensters gesmeten.
Pedagogie is ook niet alles.
(Marnix Gijsen, Klaaglied om
Agnes, blz. 7)
Geld is trouwens nog zoiets. Uit
wiens zak komt het in dit geval?
Of komt het uit het preutse gleufje van een portemonnee?
Allemaal vragen.
(Herman de Coninck, De flaptekstlezer,
blz. 18)
Geleerdheid
Intelligentie, redelijkheid en ruimdenkendheid zijn
niet altijd synomiem aan geleerdheid.
Hoeveel bekrompen, onredelijke figuren tref je niet aan onder
eerstegraads leraren?
(Kees Klok, Verder
van huis, Literair dagboek 1987-1988, 10-06-1987, blz. 49)
Gelijk
U weet dat abbé D'ailly
heeft gezegd,
dan men zich minder druk maakt om gelijk te hebben,
dan om de schijn te wekken dat men gelijk heeft.
(Dr. Marc Galle,
Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 2, blz. 70)
Zij vragen alleen maar wat de
vader doet.
Als hij zegt dat vader uit is gegaan om een krant te halen
vragen ze hoe lang geleden hij wegging.
Vijf minuten geleden antwoordt hij altijd.
Dat vinden ze niet leuk.
Gelijk krijgen dat vinden ze prachtig!
Zij vinden het fijner om gelijk te krijgen dan om de waarheid
te weten.
(Stig Dagerman,
Het verbrande kind, blz. 48)
Men vergeeft iemand zijn ongelijk,
maar men vergeeft hem niet de wijze waarop hij beweert gelijk
te hebben.
(Multatuli,
Liefdesbrieven, blz. 161, Brieven aan Everdine, 1 Februarij 1845)
Men kan geen gelijk krijgen,
want wie het krijgt gevoelt het als een sneeuwbal tussen zijn
vingers versmelten.
(J. Greshoff, 444 aforismen,
blz. 92)
Ga liever die brief niet schrijven,
Met de scherpe pen van gelijk
Op geschept papier van zo is het,
Want morgen zul je hem langzaam
In repen scheuren want het brandmerk
In de rug, van gelijk, is ondragelijk.
(J.B. Charles, Waarheen daarheen
(fragm.), Poëtisch akkoord, blz. 66)
Het gebeurt mij vaak in een redetwist,
dat mijn tegenstander onmiskenbaar gelijk heeft,
doch op een wijze welke mij het ongelijk doet verkiezen.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 173)
Ik wéét dat ik
geen gelijk heb.
Doch het troost mij, dat de heer X, mevrouw Y of mejuffrouw Z
het óók niet hebben.
En dat zij het niet kunnen hebben, omdat het lekker niet bestaat.
(J. Greshoff, Volière,
blz. 170)
Hoe dit ook moge wezen : dat
dubbeltjes allemaal gelijk zijn en allemaal evenveel waard, staat
vast.
En toch prijkt het ene dubbeltje op een fluwelen kussentje in
de verzameling van een muntenverzamelaar
en het andere leidt een treurig, voortdurend door verhuizing bedreigd
bestaan
in de onsmakelijke broekzak van een landloper.
(W.F. Hermans, Boze brieven
van Bijkaart, blz. 25)
De behoefte om gelijk te hebben.
kenmerk van een vulgaire geest.
(Albert Camus, Dagboek, blz.
23)
Gelijk hebben is niet hetzelfde
als gelijk krijgen
en gelijk krijgen onderhoudt geen enkele relatie met de waarheid.
Iedereen die gelijk heef weet dat dit zo is.
(L.H. Wiener, Eindelijk volstrekt
alleen, blz. 51)
Gelijkenissen
Een gelijkenis is een verhaal dat je aan de voordeur
aangenaam bezighoudt,
terwijl de waarheid naar binnen glipt door een zijraam.
(Adrian Plass,
De Schrijversclub, blz. 5)
Geloof
In de middeleeuwen viel de denkgrens met de geloofsgrens
samen.
Geloven was weten.
(Godfried Bomans,
Korte berichten)
Geloven en weten zijn twee rails,
die evenwijdig lopen en elkaar nooit ontmoeten,
behalve bij het kind.
(Godfried Bomans,
Korte berichten)
De zekerheid dat God bestaat
noemen wij geloof.
(Wim Kan, Soms
denk ik wel eens bij mezelf..., blz. 21)
Het was een soort geloof dat
Phiny en ik allebei hadden.
Niet aan een God
- want het was duidelijk dat die al lang de handen van ons had
afgetrokken,
of gewoon maar een weddenschap met Satan verloren had.
Het was de overtuiging dat iedere daad zijn eigen gevolgen heeft.
Wanneer je de tak waar je op zit, doorzaagt,
val je naar beneden zonder dat God daar de hand in heeft.
(Marten Toonder,
Het geluid van bloemen, Autobiografie 1939-1940, blz. 260)
Geloof is het volhouden dat de
waarheid datgene is,
wat je zou willen dat het was.
(Alan Watts)
Bijgeloof is ieder geloof dat
men niet deelt.
(Maurits Mok,
Cartons voor letterkunde,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz.
131)
Theorie en praktijk Geloof niet op gezag, meneer.
Onthou dit wel terdegen,
Geloof alleen wat ik u leer
En spreek mij nimmer tegen. (P.A. De
Genestet, In: De wereld heeft twee aangezichten,
Proza en poëzie van 1700 tot 1880, blz. 166)
Ik heb dat rare geloof
als een jasje uitgedaan.
Ik was nog maar veertien jaar
en voelde me begenadigd,
als was er een wonder geschied. (Jan Eijkelboom,
Gedragen kleding (3), in Willem Wilmink, Kinderen, blz. 181)
Als ik ooit nog in God ga geloven,
en die kans zit erin
is het omdat hij de kat, de vlieg, de pad en het zeepaardje heeft
geschapen.
Wat me van het geloof afhoudt, is de mens.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 134, 19-01-1978)
Toevallig bracht de dominee
die ook ter sprake, God dus,
maar hij wist mij niet mede te slepen.
Je moest iets geloven, begreep ik,
en als je dat geloofde dan was het daardoor waar.
Ik was geen schriftgeleerde, maar ik vond die voorstelling niet
juist.
Iets was waar, en daarom geloofde je het, dacht ik,
en je moest het er mede eens zijn, maar zelfs dat was niet altijd
nodig.
(Gerard Reve,
Het boek van violet en dood, blz. 168/169)
Ik heb er niets op tegen dat
eenvoudige mensen zich aan het geloof overgeven.
Mensen zijn armetierig en hebben iets armetierigs nodig
om zich uit hun armetierigheid te redden.
(Gerrit Komrij,
God noch gebod, HP/De Tijd, 28-02-97, blz. 46)
De pest van 't geloof uitteroeien,
is de plicht van ieder die 't wel meent met de Mensheid.
(Multatuli,
Ideeën Tweede bundel, blz. 334, idee 528 (ged.))
Het maakt kortom niets uit of
je gelovig dan wel ongelovig bent.
Er verandert totaal niets in je leven.
Bij gelovigen staan er wat aminozuren in de hersenen de andere
kant op gericht,
waardoor ze God, Jezus en eventueel de drijvende bijl voor waar
aannemen,
maar dat is dan ook het enige verschil tussen gelovigen en ongelovigen.
(Maarten 't Hart, Wie God verlaat
heeft niets te vrezen, blz. 100)
Predik het geloof totdat je
het hebt, en dan zul je het prediken omdat je het hebt!
(Friedrich Nietzsche,
Morgenrood, blz. 199, Afzijdig leven en geloven)
Het geloof had voor haar altijd
eerder een sociale verplichting dan een innerlijke behoefte geleken.
(Koos van Zomeren,
Oom Adolf, blz. 83)
Het op het oog zo stijve geloof
van Glerum
(hij is ouderling, ook uiterlijk het volmaakte type daarvan)
is enkel façade:
'De religie is geschikt om de mensen een beetje aan banden te
houden
en daarmee basta!'
(Hans Warren, Geheim dagboek
1978-1980, blz. 71/72)
HET GELOOF
Zwart is wit
Koud is warm
God is liefde.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 7)
Onze moeder geloofde in God
en de koningin.
Ze kon dus nooit gelijk hebben,
maar we lieten haar geduldig uitspreken.
(Nelly Heykamp in: Ik herinner
mij, blz. 87)
Ik heb geen bezwaar tegen het
geloof, maar wel tegen de rare dingen die men mij wil laten geloven.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 51)
Het geloof in de dood als het volstrekte einde is ook
een geloof.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 52)
Er bestaan geen ongelovigen.
Slechts mensen die geloven dat zij geloven en mensen die geloven
dat zij niet geloven.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 52)
Het regent, maar ik geloof
het niet
en zo blijf ik droog, ook als het giet.
Ziet, wat het geloof vermag
Op zo'n natte najaarsdag:
Geen parpalu, maar ik blijf droog,
Ik steek mijn wandelstok omhoog.
(John O'Mill, Faith, Puure piffle,
blz. 44)
Geloof is bij de eersten bekeering,
bij de lateren traditie.
(J.C. Bloem, Aphorismen, nr.
IX)
Het geloof, dat door de rede
gerechtvaardigd moet worden,
blijft even redeloos als de rede,
die door het geloof gerechtvaardigd moet worden.
En toch, een ander geloof en een andere rede zijn er niet.
(Victor E. van
Vriesland, Vereenvoudigingen, blz. 10)
Ze geloofde niet in God, maar
verder in alles:
aardstralen, handoplegging, transcendente meditaite,
waarzeggerij, helderziendheid en reïncarnatie.
(Hans Dorrestijn, Finale
kwijting, blz. 103)
Ieder geloof. Hoe mooi ook de
rituelen en hoe prachtig de verhalen,
drijft in diepste wezen de spot met de menselijke waardigheid.
(Kees Klok, Mijn
koffers gepakt, blz. 30)
Het geloof is een particuliere
aangelegenheid geworden
en de ideologie kreeg een kippevel verwekkend gezicht.
Hun functie als smeltkroes en vangnet, als fundament
en overkoepeling van onze gedachten bestaat niet meer.
(Gerrit Komrij, De gelukkige
schizo, blz. 9)
Een wereld waarin men gelooft
in engelen en duivels,
een wederopstanding uit de dood,
zielsverhuizing,
een vader in de hemelen
en brandende braambossen die het woord voeren,
is een gekkenhuis zonder muren.
(Matthijs van Boxsel, Morosofie,
blz. 18)
Geloof,
hoop en liefde
Er kwam een jongedame op bezoek om me te ondervragen
over geloof, hoop en liefde.
Het leek me makkelijk:
ik geloof nergens in, ik hoop op niets en de liefde komt vanzelf.
(A.L. Snijders,
Brandnetels & verkeersborden, blz. 86)
Geloven
De mensen geloven nooit iets wat iemand zo maar zegt,
vooral niet op 't gebied van schoonheid.
Heb een Rembrandt, niemand zal 't geloven als er niet een attest
bij is van een erkend deskundige.
De mensen willen eerst attesten zien
en dan pas kunnen ze rustig hun schilderij bezien.
(Belcampo, Al zijn fantasieën,
blz. 290, Het hardnekkige verlangen)
Ik denk allang niet meer dat mensen slechte dingen
doen omdat ze geloven.
Het is eerder andersom, het is eerder zo dat ze geloven omdat
ze slechte dingen doen.
(Koos van Zomeren, Naar de
natuur, blz. 55)
Geluiden
Sommige dorpen bevinden zich aan het einde van de wereld.
Esperance is zo'n plaats.
Het scherpe hoesten van een oude auto die pas na vijf keer start,
reist vanuit de hoofdstraat ongehinderd naar de omringende leegte,
om daar te vervliegen in de stilte.
Het is zo anders dan in de stad, waar geluiden botsen en weerkaatsen,
net als biljartballen nooit reizend naar het einde van de rechte
lijn.
(Pauline Slot,
Zuiderkruis, blz. 52)
Geluk
Geluk wordt pas zichtbaar, als het voorbij is.
(Godfried Bomans, Korte berichten)
Geluk is een toegift op iets,
wat niet als geluk wordt gekocht.
Probeer het apart te kopen en het leven stopt u iets raars in
de handen.
(Godfried Bomans, Korte berichten)
Iedereen ontdekt vroeg of minder
vroeg in zijn leven dat het volmaakte geluk onbereikbaar is,
maar weinigen staan stil bij de tegenovergestelde gedachte:
datzelfde geldt voor het volmaakte ongeluk.
(uit Primo Levi: Is dit een mens, Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, 2 november, blz. 308)
"Toon me een gelukkig mens
en ik zal u duidelijk maken dat zijn geluk bestaat uit zelfingenomenheid,
egoïsme, kwaadaardigheid
- of anders uit volslagen onwetendheid."
(Graham Greene, aangehaald
door Ward Ruyslinck, Het
reservaat)
Alles wat je méér
hebt dan niks
is eigenlijk al meer dan je mocht verwachten.
(Gerrit Komrij, De buitenkant,
blz. 49)
Heerlijk, de vogeltjes van boom
tot boom zien fladderen.
En dan met je sigaartje in je hoofd op een tuinbankje zitten,
hondje bij je voeten, het snorren van hommels in de verte,
een klaproos die zacht open en dicht gaat - heerlijk.
Ach, geluk is goed, hoor, maar het moet wel voorbijgaan.
(Gerrit Komrij, De buitenkant,
blz. 49)
Geluk zit in heel kleine dingen:
Een dammer, die fijn heeft gedamd,
Of een jongetje, dat door zijn vader
Nog nooit in elkaar is geramd. (Herman Finkers,
Geluk, 1987,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefste in een doosje willen doen, blz. 451)
Men mag het geluk aanvaarden.
Men mag het niet op zijn duurzaamheid beproeven.
(Bertus Aafjes, De Italiaanse
postkoets, blz. 29, De Franse stoelenmatters)
Het gedicht van Virginie doet
denken aan een anekdote,
toegeschreven aan (Paul Abraham,
componist van operettes als Viktoria und ihr Husar en Di Blume
von Hawaii.
Hij had als jood naar Amerika moeten vluchten en toen ze hem daar
vroegen:
'Are you happy here, mister Abraham?' was het antwoord:
'Yes, I'm happy here; aber nicht glücklich.'
((Willem Wilmink, Kinderen,
blz. 112)
(Lodewijk
van Deyssel noteerde op 18 november 1938 in zijn schrijfcassette:
"Terwijl het eigenlijke geluk maar voor weinigen ervaarbaar
is,
is vrolijkheid het geluk in zijn algemeen-menselijke alledaagse
verschijningsvorm."
(Jacques Klöters, Omdat
ik zoveel van je hou, blz. 7)
Wanneer onze toestand werkelijk
gelukkig was,
zouden we geen verstrooiing nodig hebben om er niet aan te denken.
(Blaise Pascal, Gedachten,
HP/De Tijd, 18-04-1997, blz. 51)
gelukkige gezinnen lijken op
elkaar,
elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.
(Lev Tolstoj, Anna Karenina,
geciteerd door Willem Kuipers
in ISBN van de Wereldliteratuur, blz. 140)
Dort wo du nicht bist, dort ist
das Glück.
(Godfried Bomans, Werken I,
blz. 791, Dagboek van Rottumerplaat, Vrijdag 16 juli 1971)
Want men moet nooit te lang
verwijlen
In den warmen schoot van 't geluk:
De schoonste illusies verijlen
Onder een voortdurenden druk. (Bertus Aafjes,
Reizen (fragment), De muze op reis, blz. 7)
'Geluk is het verlangen naar
herhaling.' Milan Kundera - De ondraaglijke
lichtheid van het bestaan.
(Koos van Zomeren, Een jaar
in scherven, blz. 238, 16-09-1987)
Omdat het de bestemming van de
mens niet is om gelukkig te zijn.
van geluk wordt je geen steek wijzer.
Je leert slechts van pijn en verdriet en leed;
je komt alleen maar verder door ongeluk.
(Maarten 't Hart, De kroongetuige,
blz. 30)
Het echte geluk bestaat hooguit
in de illusies daarover.
(Erasmus, Geciteerd door A.
v.d. Glind, Erasmus, Europeaan, humanist, christen, blz. 25)
Ik staarde haar aan, en vraagde
of zij gelukkig was,
hetgeen: 'ja' ten antwoord kreeg.
Bij nader gesprek bespeurde ik dat dit 'ja' zeggen wilde:
ik krijg genoeg te eten, mijn kinderen hebben geen rood haar,
bogchels of kromme beenen,
en mijn man slaat mij niet!
(Multatuli, Liefdesbrieven,
blz. 9, Brieven aan Everdine, 28 september 1845)
Geluk hebben is groter zijn dan
je bent, even.
(Kees van Kooten, Heel even
god, Omnibest, blz. 179, (Koot graaft zich autobio))
Ik herinner me het geluk.
Het was zo groot dat het pijn deed.
(Connie Palmen, I.M., blz.
41)
Het geluk was niet de vrijheid
van ketenen,
maar de bevrijding van ketenen.
Ketenen waren onmisbaar voor het geluk!
(Harry Mulisch, De ontdekking
van de hemel, blz. 33)
Het individu, in zoverre het
op zijn geluk uit is,
dient men geen voorschriften te geven aangaande de weg tot het
geluk:
want het individuele geluk ontspringt aan eigen, eenieder onbekende
wetten,
het kan met voorschriften van buitenaf slechts verhinderd, afgeremd
worden.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood,
blz. 81, Enige thesen)
Mensen die maar blijven wachten
op het geluk, die wachten op iets wat nooit komt.
Geluk ligt niet voor het oprapen.
Het is niet het grote, geheime geschenk dat het leven voor iedereen
in petto heeft
en ergens voor jou verborgen houdt om op het juiste moment aan
jou uit te reiken,
omdat je er recht op hebt.
Niemand heeft recht op geluk.
(Connie Palmen, De vriendschap,
blz. 214)
Er zijn dus verschillende manieren
om gelukkig te zijn, dacht ik.
Misschien zijn mijn vader en moeder ook wel gelukkig. Ik weet
het niet.
Ze kijken vaak heel ernstig.
Misschien heb je een vrolijk soort geluk en een ernstig soort.
(Toon Tellegen, Mijn avonturen
door V. Swchwrm, blz. 62)
Want wie weet dat hij sterfelijk
is, kan niet gelukkig zijn;
met zo'n somber vooruitzicht valt niet te leven.
Het enige dat erop zit, is om dat wat je weet af en toe te vergeten.
(Midas Dekkers, De koe en
de kanarie, blz. 104)
Alles is veel voor wie niet
veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
(J.C. Bloem, De Dapperstraat
(fragm.),
Domweg gelukkig in de Dapperstraat, C.J. Aarts en M.C. van Etten,
blz. 192)
Ik geloof wel dat er gelukkige
mensen zijn.
Er is natuurlijk een reusachtig verschil tussen een gelukkig mens,
een mens die niet voelbaar gelukkig is en een ongelukkig mens.
Ik ben sóms een gelukkig mens.
Gelukkig zijn zonder meer is een absurditeit,
het is gewoon een gebrek aan problematiek.
(Bertus Aafjes, in José
de Ceulaer te gast bij Nederlandse auteurs, blz. 14)
De gierigaard zoekt zijn geluk
in den groeienden goudhoop
En het jonge meisje in een feestbal;
Allen reppen zich haastig als rustlooze motoren,
Jagen blind door het leven als in zinlooze sneeuwjacht,
Maar ik ben terzijde getreden uit den razenden wedloop
En verheug me als een lichtstraal in de' eenzamen zang van de
stilte.
(Margot Vos, Meditatie (fragm.),
De windharp, blz. 58)
Lang geleden geloofde ik dat
geluk iets was wat je alleen in herinnering proefde
of hoopte in de toekomst.
(Dick Hillenius, Eilanden
bestaan niet, blz. 36)
Soms denk ik dat geluk is het
besef dat je iets ontmoet dat groter is dan je zelf,
waartegen verzet of opbieden niet mogelijk is, waaraan je je dus
gewonnen moet geven,
in vroeger terminologie een vrouwelijk gevoel dus.
(Dick Hillenius, Eilanden
bestaan niet, blz. 37)
En beter is het niet tè
schoon te zijn
En niet te machtig en vooral - vooral
Niet tè gelukkig; want geluk is nauw
Der goden deel, doch menschen voegt het niet.
(Geerten Gossaert, Euphorion
(fragm.), Experimenten, blz., 42)
Een van de vreemde dingen van
deze tijd is, dat het je kwalijk wordt genomen als je je gelukkig
voelt.
(C. Buddingh', En in een
mum is het avond, blz. 125, 09-03-1973)
Het woord gelukzoeker heeft terecht
een ongunstige betekenis.
Het geluk is de beloning voor hem die niet zoekt.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 42)
Geluk, voorzover dat bestaat,
ligt in een volkomen onafhankelijkheid van lof of blaam,
van liefde en haat, van iedere medemenselijke gemeenschap.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 105)
Het geluk is de vrijheid krijgen
om te blijven zoeken naar het geluk.
(Hugo Raes, Trapezewerk in het
luchtledige, blz. 42)
Hoe dun is ons geluk, hoe
klein
Grabbelen we aan ons ijl terrein
Als spreeuwen aan het raamkozijn.
(Leo Vroman, Jubileum (fragm.),
Tirade 242, januari 1979, blz. 25)
Hij voelde hoe een glimlach over
zijn gezicht trok,
hij was allerminst gelukkig
maar voelde zich opgenomen in een sfeer van welbehagen.
(Cola Debrot, Mijn zuster de
negerin, blz. 44)
De meeste mensen zijn pas gelukkig
als de buitenwereld denkt dat zij gelukkig zijn.
(Theo Kars, Aantekeningen, Maatstaf,
Febr./maart 1974, blz. 27)
In een vitrine en gaat aan
het werk.
Wie ernaar vraagt krijgt het te zien,
Onder weloverwogen commentaar.
(Mark Boog, Geluk (fragment),
De 100 beste gedichten van 2005, blz. 23)
Een beetje zon en wat geluk.
Een meisje dat ons glimlachend gegroet heeft,
de lach van een kind in een stille straat, een kermisdag met vlaai
en ballonnetjes in de lucht,
een schone zomeravond waarin we lang bij lang in de tuin op de
bank zaten en maar niet konden slapen gaan.
Het zijn maar kleine en onbelangrijke dingen,
maar juist deze zijn het die hun gewicht in de schaal werpen en
deze naar "geluk" doen overslaan.
(Louis Paul Boon, Boontjes 1966,
6/1, blz. 15)
Geluk is zo moeilijk meetbaar,
dat veel mensen niet precies weten of ze gelukkig dan wel ongelukkig
moeten worden genoemd.
De maat van het geluk kun je - hardop tenminste -
moeilijk anders vaststellen dan door vergelijking met het geluk
van anderen.
(W.F. Hermans, Boze brieven
van Bijkaart, blz. 282)
Ik heb van 't leven vrijwel niets
verwacht,
't Geluk is nu eenmaal niet te achterhalen.
Wat geeft het? - In de koude voorjaarsnacht
Zingen de onsterfelijke nachtegalen.
(J.C. Bloem, De nachtegalen,
in: Avond, blz. 9)
Men moet over zijn geluk steeds
spreken alsof men er aan gelooft,
want anders is het verloren.
(Jacob Israël de Haan,
Besliste volzinnen, blz. 22)
Gelukkig zijn met weinig is net
als tennissen of biljarten een kwestie van oefening.
Hij heeft lang geoefend en uiteindelijk is het hem gelukt.
(Arnon Grunberg, De asielzoeker,
blz. 9)
Jarenlang heeft hij geprobeerd zichzelf gelukkig te
maken,
maar dat was een doodlopende weg.
Wie zichzelf gelukkig probeert te maken komt op een verroest zijspoor
terecht,
het nastreven van eigen geluk komt neer op het binnendringen van
de hel.
(Arnon Grunberg, De asielzoeker,
blz. 12)
Groot geluk bestaat niet,
alleen lijden is groot, geluk nooit.
(Arnon Grunberg, De asielzoeker,
blz. 12)
De mate van geluk wordt misschien
bepaald
door het in welke nuance aanwezig zijn van het gevoel ergens mee
bezig te zijn
en het juiste te doen.
(K. Schippers, De dichter
als De koe, blz. 45)
Ik was in die eerste jaren van
mijn leven zo gelukkig
dat ik mij er niets meer van herinner.
(Maarten 't Hart, Het roer kan
nog zesmaal om, blz. 23)
Het geluk is een zeldzame diamant,
die men meestal vindt in een droge rivierbedding.
(Bertus Aafjes, Zeventig aforismen,
nr. 14)
Geluk is iets wat je pas begint
te benoemen als je het niet meer kunt vinden.
(P.F. Thomése,
Schaduwkind, blz. 8)
Het geluk lacht ons toe en
fluistert kleine dingen
Zoals kijk eens in het hoekje, misschien val ik je ten deel
Het geluk zegt: Neem de ruimte, ontspan en wees jezelf
Het geluk heeft mooie woorden, maar het praat wel een beetje veel (Maarten
van Roozendaal, Geluk (fragm.), Het wilde westen)
De afwezigheid van het één
impliceert niet dat het omgekeerde het geval is.
(Marcel Möring, Het beloofde
leven, blz. 20
De meeste mensen zijn ongelukkig,
omdat ze gelukkig willen zijn.
(Marcel Möring, Schrijversdagboek (2), Liter
71, sept. 2013)
Geluk
Een steen tegenkomen in een hap krentenbrood
zonder er eerst op gebeten
te hebben. Een groot geluk, vol diepe geruststelling.
(Chris van Geel, Het lichte gedicht,
blz. 123)
Ik ben gelukkig, ook al zie
ik het niet.
Te veel ontevreden met alles.
Te weinig tevreden met niets.
(Stef Bos, Gelukkig, Kloofstraat)
Mijn geluk
Ik ben het zoeken meer dan zat:
Sindsdien heb ik geleerd te vinden.
Sinds ik de wind eens tegen had,
Zeil ik met alle winden.
(Friedrich Nietzsche, De
vrolijke wetenschap, blz. 19)
Het geluk is de kunst, het geheim
en de kracht:
zich met een onverdeeld genot te lacen aan den geur der roos,
wier doorn ons bij het plukken wondde.
(Engelbert de
Chateleux, Indrukken van den dag, blz. 179)
De illusie van geluk is niet
iets anders dan geluk,
het is alleen maar geluk dat niet duurt.
(Frida Vogels, Dagboek 1954-1957,
blz. 72, 24-03-1955)
Je bent pas gelukkig als je iets
begeert dat je nooit zult kunnen krijgen.
(Kees Fens, Dat ben ik toevallig,
blz. 77)
Ik heb inmiddels ook een kennis
die beweert dat hij gelukkig is.
Hij werd het op de dag dat zijn vriendin het uitmaakte.
Zeven jaar waren ze een paar geweest.
(Daan Remmerts de
Vries, Brave nieuwe wereld, blz. 12)
Misschien maakt dit het geluk,
het twijfelachtig geluk,
van de schrijver en de kunstenaar:
zijn vermogen om pijn om te zetten in iets hards en duurzaams.
Misschien is literaire en artistieke schoonheid niets anders dan
gematerialiseerde pijn.
(Leonard Nolens, Dagboek van
een dichter, 15-01-1980, blz. 25)
Ik weet stilaan wat geluk betekent:
een duidelijk beeld bezitten van jezelf,
van wat je bent voor jezelf en voor de anderen,
en met dat beeld vrede nemen.
(Leonard Nolens, Dagboek van
een dichter 1979-2007, blz. 50, 12 maart 1980)
Het is moeilijk te aanvaarden
dat ik besta om te schrijven en niet om gelukkig te zijn.
Maar zodra ik het aanvaard ben ik tamelijk gelukkig.
Zo ligt het ongeveer.
(Lauria Langenbach, Brieven,
dagboeken en een geheime liefde, blz. 108, 01-08-1977)
Het geluk is daar waar men niet
is,
behalve met wat drank op.
(Bernlef, Buiten is het maandag,
blz.34)
Maar hoe zit het met geluk? Beklijft
dat eigenlijk wel?
Ik begin hierover omdat ik graag iets zinnigs over geluk zou willen
zeggen.
Dat is iets wat ik al jaren probeer,
maar grote successen heb ik tot nu toe niet geboekt.
Misschien is geluk wel een saai verhaal,
de moeite van het vertellen niet waard.
Misschien is het per definitie zo kortstondig dat het ongrijpbaar
is.
(Martin Bril, Wat een man nodig
heeft, blz. 69)
Het lijkt alsof de natuur slechts
met de grootste tegenzin volmaakt gelukkige schepsels voortbrengt.
Wanneer dat al het geval is, moeten ze eerder in de dierenwereld
dan in de wereld van de mensen worden gezocht,
hoewel ook boven de dierenwereld het ijzingwekkende zwaard van
Damocles hangt.
(Adriaan Morriën, Ik
heb nu weer de tijd, blz. 66)
Wie in 't geluk hartstochtelijk
heeft geloofd
Voelt zich terneergeslagen als een ezel,
Hij rilt en schaamt zich de ogen uit zijn hoofd
En haat zichzelf tot in zijn diepste vezel.
(Jan Greshoff,
Ikaros bekeerd)
Het summum van geluk:
wijdbeens, je handen in je zakken,
kijken naar iets totaal onbelangrijks.
(J.J. Voskuil,
Bijna een man. Dagboeken 1939-1955, 03-10-1952, blz. 355)
Geluk heeft een vooraf onbekende
maar beperkte houdbaarheidsdatum.
(Hendrik Groen, Leven en laten
leven, blz. 214)
Gemeentebestuur
'Wie zie ik daar?' zeide de Rector, de handen tegen
elkaar brengend om verrassing uit te drukken.
' Meneer Bas, de gemeente-secretaris! Wel, dat is een genoegen.
Non sunt minimi qui regunt civitatem!'
(Het zijn de minsten niet, die de stad regeeren! Cicero ad Verrem.
Lib.4,3,1)
(Godfried Bomans, Werken I,
blz. 91, Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas)
Gemoedsrust
'Wat schort er aan, amice? Ge ziet er bewolkt uit.
Kwam uw spel patience niet uit?'
(Bewogen aanhalingen, een onthullende lijst citaten uit de verhalen
van Marten Toonder, blz. 37)
Genie
Menschen als mijn arme vriend wekken in den dageraad
van hun leven
de gegronde verwachting dat zij alles kunnen op elk gebied;
en zij eindigen niet zelden met op elk terrein niets te zijn.
Het schijnt dat aan den genialen mensch, wil hij waarlijk slagen,
eenige gerichtheid moet gegeven zijn,
een zekere beperking, die zijn krachten als vanzelf naar een bepaald
punt doet convergeeren.
Het zeldzame voorrecht alles te kunnen brengt immers het nadeel
mede voor niets aanleg te hebben.
Zulk een geaardheid kan soms door het evenwicht eener uitzonderlijke
wilskracht
er toe gebracht worden om zich, met verzaking van alle ander mogelijkheden,
op ééne daarvan te werpen.
(Godfried Bomans, Werken I,
blz. 426, Slavenroman)
Het genie slaat altijd een generatie
over. Wij hadden allen verstandige grootouders.
(Karel Jonckheere, Filter
uw dag, blz. 72)
'Genieën zijn als onweer,'
citeert hij Kierkegaard,
'zij gaan tegen de wind in, verschrikken de mensen, reinigen de
lucht.'
(Jan Brokken, Het laatste oordeel, in Goed gebundeld 1987, blz.
44)
Genieten
'Het beste,' zegt Frits, 'kun je maar nergens verstand
van hebben
en gewoon om je heen kijken en genieten.'
(Koos van Zomeren, De bewoonde
wereld, blz. 198, Verstand, Uit: Het eeuwige leven)
De aarde wordt het best
genoten
met onze ogen half gesloten.
(Leo Vroman, De eenvoud van
beuken (fragm.),
in De 100 beste gedichten van 1997, blz. 119)
Genot
Ik weet niet precies hoe de hiërarchie van het
genot eruit ziet,
maar een zomers ontbijt onder een boom staat op een hoge plaats.
(A.L. Snijders, Brandnetels
& verkeersborden, blz. 266)
Doe iets leuks en het is leuk.
doe het stiekem en het is een genot.
(Midas Dekkers,
Volledige vergunning, blz. 16)
Geraamte
Het verschil tussen huizen en mensen:
een huis begint als een geraamte,
een mens eindigt als een geraamte.
(C. Buddingh', Dagboeknotities
1977-1985, blz. 378, 3-12-1979)
Geraniums
Ik ben nu zo oud geworden dat ik 't woord geranium
niet meer kan horen.
Zelfds de stomste bejaarde wil niet achter de geraniums zitten!
We zijn allemaal jong geweest met de neus ter hoogte van de vensterbank,
en toen hebben we de smerige bittere lucht in onze neusgaten gekregen,
die bittere grondwalm van geraniums.
Ik kan me niet voorstellen dat iemand dat vergeet.
(Hans Dorrestijn,
Het rimpelperspectief, bl. 40)
Gereformeerden
Wat zijn de mensen lelijk in Zuid-Afrika. Blank en
zwart.
De aardigste blanken zien er uit als een soort dubbel-gereformeerden,
van onze Veluwe of zo, boers-blozend, vriendelijk, beperkt maar
eerlijk.
(Dick Hillenius, Eilanden
bestaan niet, blz. 27)
Ach, het gereformeerde
geloof heeft altijd tot uitersten geleid.
In de oorlog waren er twee soorten gereformeerden: verzetslieden
en NSB'ers.
(Rijk de Gooyer, geïnterviewd
door Ischa Meijer, De interviewer, blz. 76)
Geruchten
Berichten die niet voor ieders oren bestemd zijn planten
zich voort via grillige golflengtes.
(Tessa de Loo, Het rookoffer,
blz. 25)
Geschiedenis
en hier moeten wij met nadruk een opmerking naar voren
brengen.
Het is deze:
dat in zulke tijden van rust en inwendige groei, waarin de kroniekschrijver
weinig van zijn gading vindt,
juist de eigenlijke geschiedenis van het klooster ligt.
Wat er dan gebeurt, onttrekt zich aan de waarneming van de historicus
en het is niet vast te leggen:
en tocht: daar gaat het om, daarin vindt het klooster zijn grond
en bestaansreden.
Onenigheid en verbanning zijn tenslotte,
evenals de grote feesten,
uitzonderingen in de geschiedenis van een klooster.
Zij vormen de hoogtepunten, duidelijk waarneembaar voor de buitenstaander
en uitstekend te beschrijven;
doch het werkelijke leven speelt zich af in de vruchtbare valleien
daartussen,
onzichtbaar, maar van beslissende betekenis.
Het gezegde: 'Gelukkige volkeren maken geen geschiedenis'
is ook op religieuze gemeenschappen van toepassing.
zodra gij van een klooster niets hoort,
wanneer er van zijn bewoners weinig of geen ruchtbaarheid uitgaat,
weet dan dat het er goed gaat.
Weet dan, dat er alle reden is om ook het geringste, wat daar
gebeurt,
nauwkeurig op te schrijven.
En de paradox is, dat er dan niets te schrijven valt.
(Godfried Bomans, Werken I,
blz. 584/585, Trappistenleven)
De geschiedenis herhaalt
zich. Maar zonder ons.
(Terzijde, VN, 05-08-2000)
Geschiedenis is een ongecontroleerde
samenloop van ongeordende,
zich aan elke logica onttrekkende reeks bizarre gebeurtenissen,
door niemand terug te roepen, door niemand van een kwaliteitskaartje
te voorzien.
Catalogiseren is al wat wij kunnen, daar helpt geen lieve vadertje
Toynbee aan.
Geschiedenis is de som van alle menselijke rotzooi, waar wij het
beste van hopen.
(Bergman, Nagelaten werk,
blz. 31)
Onze geschiedenis is zo
afschrikwekkend maar tevens zo fascinerend
omdat ze bij herhaling het lot van talloze onschuldige en misdadige
clusters
samensmelt en in haar verloop bljft veroordelen tot elkaar.
(Steven Membrecht, De zwakke
partij, blz. 70)
Mijn onvermogen tot opletten
en begrijpen strekt zich overigens niet alleen uit tot de aardrijkskunde;
ook van geschiedenis weet ik helemaal geen ene moer.
Het is voor mij een onduidelijke warreling van feiten waarin ik
geen enkele lijn kan ontdekken.
Dat komt doordat die landen niet om de beurt aan geschiedenis
deden, maar allemaal tegelijk.
Daar is dus geen beginnen aan.
(Nicolien Mizee, De porseleinkast,
blz. 231)
De geschiedenis, de zorgvuldige
selectie van de feiten die een groep mensen zich wil herinneren.
(Geert Lernout, James Joyce.
Een introductie, blz. 15)
De grondslag van vriendschap
- ik vertel niets nieuws - is gemeenschappelijke belangstelling.
Met verscheidene mijner vrienden deel ik de vurige interesse in
geschiedenis,
en dan niet toegespitst op 'historische processen' of 'de grote
lijnen',
maar op de petite histoire, de ogenschijnlijk nuttloze kennis
van saillante anekdotes en karakteristieke eigenaardigheden van
machthebbers.
(Jean Pierre Rawie, Verstrooid
van schoot, blz. 221)
Gesprek
En daar stond lady Colefax met haar hoed met groene
linten.
Heb ik al gezegd dat ik vorige week met haar heb geluncht.
Dat was op Derby Day en het regende en het licht was bruin en
kil
en ze ratelde aan een stuk door,
ze reeg haar zinnen aaneen als de krullen uit een vlakschaaf,
kunstmatig, maar onafgebroken.
(Virginia Woolf, Schrijversdagboek
1, blz. 83, 13 juni 1923)
Zulk een praatje was voor mij
geen kleinigheid,
want ik kan eigenlijk met niemand ergens over praten.
Iets zeggen kan ik wel,
maar ik kom altijd, rechtstreeks of langs een omweg, terecht bij
het Lijden en de Dood,
en vele dingen die daarmede te maken hebben.
(Gerard Reve, Het boek van violet
en dood, blz. 10)
Ik wilde iets zeggen dat precies
op de situatie paste
maar, zoals bijna altijd, zoude ik iets anders gaan zeggen
dat geheel uit triviale gemeenplaatsen bestond.
(Gerard Reve, Het boek van violet
en dood, blz. 17)
Hij kan behoorlijk rechts uit
de hoek komen.
Ik heb wel eens gedacht dat hij dat doet om zich te laten overtuigen
van zijn ongelijk.
Maar dan moest hij zich niet zo hardnekkig verzetten.
(Koos van Zomeren, Een jaar
in scherven, 17-01-1987, blz. 22)
Bij ons thuis werd alleen gepraat
als het echt niet anders kon...
Wij waren meesters in het interpreteren van wenkbrauwstanden...
(Koos van Zomeren, Een jaar
in scherven, 16-02-1987, blz. 52)
Al te vaak zijn gespreksgroepen
communicerende holle vaten.
(Alexander Pola, Nou èn...?
Handleiding voor optimisten, blz. 77)
Als het moest kon hij wel, net
als een ander, praten over niets, maar vanzelf ging dat niet.
(Gerard Reve, Het hijgend hert,
blz. 12)
Als het praten ophoudt, kan
het gesprek beginnen.
(Paul van den Bergh,
Stil zijn is ontmoeten, blz. 27)
Dit lijkt een zinvol gesprek;
hij denkt aan zijn grootmoeder in Zaandam en ik aan twee kraaien.
(K. Schippers,
De waarheid als de koe, blz. 43)
Eigenlijk waren het geen gesprekken
-
een gesprek impliceert interesse in de ander, een dialoog.
Dit waren meer monologen:
mensen vertelden wat zij allemaal hadden meegemaakt,
en ik diende te luisteren.
Feitelijk waren ze niet geïnteresseerd in een gesprek.
(Jelle Brandt Corstius,
Arctisch dagboek, blz. 20)
Op slepende toon uit ze bange
kruideniersmeningen,
een gesprek met haar is geen partijtje pingpong met argumenten
maar een vermoeiend toewerpen van ballen die aan haar kant hun
veerkracht verliezen.
(J. Rentes de Carvalho,
Er is hier niemand, blz. 51/52, 15-06-1999)
'Ik denk er het mijne van.'
Het was een van de vaste uitdrukkingen van mijn vader,
waarmee hij in één adem weigerde een gesprek over
een bepaald onderwerp aan te gaan
én zijn afkeuring aangaf.
(Kristien Hemmerechts,
De dood heeft mij een aanzoek gedaan, blz. 103)
Het was altijd net of we niet
zelf praatten,
maar machteloos toekeken hoe door ons ingehuurde woordvoerders
trachtten een normaal menselijk gesprek na te bootsen,
zich zo verliezend in de vorm dat de inhoud volkomen absurd werd.
(Nicolien Mizee, De porseleinkast,
blz. 40)
De boeiendste gesprekken zijn
toch altijd waarin kennis en een eigen denkwijze samengaan.
Niet alleen maar de weergave van feiten, niet alleen het persoonlijk
gevoel,
maar het uiteenzetten van een theorie, gestaafd door feitenkennis
en in het besef dat alles speculatie is,
gegrondvest op niets anders dan jezelf
en de geschiedenis van de kennis die je je verworven hebt.
(Nicolien Mizee, Allesverpletterende,
blz 125)
Dat is de ellende met gesprekken
ze brengen je in de verleiding iets verstandigs te zeggen.
En hij heeft in zijn leven al zoveel verstandigs gezegd
en het heeft zo weinig uitgehaald,
dat het hem tegen de borst stuit ermee door te gaan.
(Koos van Zomeren, Het schip
Herman Manelli)
Gevangenis
De eerste indruk waardoor men getroffen wordt als men
een gevangenis binnen gaat,
is een gevoel van duisternis en bedomptheid,
alsof het ademhalen en het zien wordt bemoeilijkt,
een weerzinwekkende weeïgheid, die zich vermengt met de sombere,
naargeestige sfeer.
De gevangenis heeft haar eigen geur en haar eigen halfduister.
De lucht is er niet meer gewoon de lucht, de dag is er niet meer
gewoon de dag.
IJzeren tralies hebben dus wel degelijk macht over die twee goddelijke
zaken
die voor iedereen vrij zijn, licht en lucht!
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz.
85, september 1846)
Ik gaf wat geld aan die arme kereltjes,
die misschien alleen maar hier waren omdat ze nooit op school
hadden gezeten.
Alles wel beschouwd is de maatschappij schuldiger tegenover hen
dan zij tegenover de maatschappij.
Goed, we konden hun vragen:
'Wat heb je met onze perziken gedaan?'
Maar zij konden daarop antwoorden:
'Wat heben jullie met onze intelligentie gedaan?'
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz.
95, 23 september 1846)
Gevoelens
Hij wilde niet nadenken over dingen die onveranderbaar
waren.
Hij wilde ze ook niet voelen.
Gevoelens waren voor gelukkige mensen.
(Tommy Wieringa, Dit zijn
de namen, blz. 34)
Oh, die verspilling van gevoel!
Je halve leven verkwansel je aan verwachting en verlangen,
de andere helft wordt vergald door de vervulling ervan!
(L.H. Wiener, Eindelijk volstrekt
alleen, blz. 33)
Grote gevoelens zijn afschuwelijk. Je ligt ervan wakker.
Je raakt in de war.
Je verliest je kompas en je raakt de weg kwijt.
Ik snap niet waarom mensen zo hoog opgeven van grote gevoelens.
Kleine gevoelens zijn veel prettiger.
(Nicolien Mizee, Moord op de moestuin, blz. 172)
Geweten
Ik heb het ze steeds opnieuw gezegd:
"Ook al schop je 99 mensen op 100 een geweten,
er blijft dan nog een smeerlap over en die wordt president.
En als je naar die durft schoppen, vlieg je de gevangenis in."
(Louis Paul Boon, Verscheurd
jeugdportret, blz. 181)
Veel mensen danken hun goed
geweten aan hun slecht geheugen.
(Godfried Bomans, Korte berichten)
Want een geweten is iets moois,
maar als je 't hebt
Dan ben je wel ontzettend zwaar gehandicapt.
(Guus Vleugel, De man die
zelfmoord wilde plegen, (ged.),
1972, Jacques Klöters Kick van der Veer,
Ik zou je het liefste in een doosje willen doen, blz. 94)
Wie tegen zijn geweten in gaat,
plaveit de weg naar de hel.
(Erasmus, Geciteerd door A.
v.d. Glind, Erasmus, Europeaan, humanist, christen, blz. 21)
Het geweten bestaat evenmin
of evenzeer als onze schaduw bestaat.
(Jacob Israël de Haan,
Besliste volzinnen, blz. 9)
Want iemands eigen geweten,
dacht ze, was een milde rechtbank,
maar al te ontvankelijk voor verzachtende omstandigheden.
(Koos van Zomeren, Bzzlletin
240, nov. 1996, blz. 24)
Gewoon
Je kan het zo gek niet verzinnen of ik vind
Het wel gewoon
(Liselore Gerritsen, Kortom,
Je kunt niet alles hebben, blz. 35)
Gewoonten
Versleten gewoonten horen bij de voddenman. Eens en
voorgoed.
(Hélène Nolthenius,
Moord in Toscane, blz. 14)
Gezelligheid
'Ik merk het altijd weer opnieuw in mijn leven,' sprak
hij,
'als het bijzonder gezellig wordt, wees dan op je hoede;
want dan is het ongeluk nabij.'
(Godfried Bomans, Werken III,
blz. 199, honderd avonturen van tante Pollewop)
Zonder nu meteen een kluizenaar te zijn, kan ik mezelf
ook niet zien als een gemiddeld sociale persoon,
want afgezien van mijn beperkte talent voor gezelligheid,
verdraagt mijn geduld de banaliteit van de meeste conversatie
maar slecht.
(J. Rentes de Carvalho,
Er is hier niemand, blz. 43, 08-06-1999)
Gezicht
Er zijn gezichten die je altijd en overal herkent,
ongeacht wat de tijd ermee heeft aangericht.
(Kristien Hemmerechts,
De tuin der onschuldigen, blz. 12)
Gezin
Je moet ook maar niet luist'ren als de mensen zich
beklagen
Over de tegenwoordige bedreiging van 't gezin,
Omdat er vrouwen zomaar om abortus durven vragen,
Dat klinkt misschoen integer, maar geloof er maar niet in.
en laat de CDA-politici dan maar beweren,
Dat het in vroeger tijd zo zedig toeging allemaal,
Dat gold alleen voor hen, die het zich konden permitteren
En geld voldoende hadden voor een dubbele moraal
Maar vast niet voor de smalle bleke meissies uit
die jaren,
Die zwanger werden van hun vader toen ze dertien waren
En niks meer te vertellen hadden dan het kind te baren
Om, als het tegenzat, aan de geboorte dood te gaan.
De goeie ouwe tijd heeft nooit bestaan. (Jan Boerstoel,
De goeie ouwe tijd heeft nooit bestaan, 1977,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefst in een doosje willen doen, blz. 188)
Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar,
elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.
(Lev Tolstoj, Anna Karenina,
geciteerd door Willem Kuipers
in ISBN van de Wereldliteratuur, blz. 140)
Het gezin is de hoeksteen van
de samenleving,
maar hoe metsel je een stevig verband van louter hoekstenen?
Daar komen ongelukken van.
(Midas Dekkers, Volledige
vergunning, blz. 10)
Gezondheid
De gezondheid is geen afwezigheid,
maar een evenwicht van potenties.
(Godfried Bomans, Werken I,
blz. 756, Dagboek 1957, zaterdag 11 mei)
Gezondheid is meer dan afwezigheid van ziekte of gebrek.
Gezondheid is een evenwicht van lichamelijk, psychisch, en sociaal
welbevinden.
Wanneer dit evenwicht wordt verstoord, is er sprake van een gezondheidsverstoring
die zich kan uiten als stoornis, als beperking en eventueel als
handicap.
(Regionaal indicatieorgaan zuid Oost Utrecht Oost,
Health care consultancy group b.v., september 1997)
Gezondheid is een kinderachtig
en dus onverantwoordelijk zelfbedrog.
(J. Greshoff, 444 aforismen,
blz. 27)
Gidsen
Ik houd niet van gidsen. Het zijn hooghartige hoeders
van de domste kudde ter wereld: toeristen.
(Freek de Jonge, Neerlands bloed,
in: het beste uit rainbow, blz. 56)
Gierigheid
Gierigheid - Als ik ergens ben afgezet en ik gooi de
aankoop weg, ben ik weer tevreden.
(Frida Vogels,
Dagboek 1958-1959, 08-06-1958, blz. 125)
Glas
De glasbak is vanaf het begin een groot succes geweest.
Dat komt natuurlijk omdat het zo verkwikkend is
je lege flessen en appelmoespotten er kapot in te gooien.
De glasbak is geïnstituionaliseerd vandalisme,
en nog goed voor het milieu ook.
(Martin Bril,
Wat een man nodig heeft, blz. 58)
Glijbanen
.., maar ik vond vroeger een glijbaan al een treurige
zaak.
Moest je eerst een levensgevaarlijke trap van 40 treden opklimmen.
En dan kon je twee seconden glijden.
Vervolgens moest je weer die ellendige trap op.
(Kees Fens, Waarom ik niet tennis,
blz. 82, Breuk)
Glimlach
Toen ze merkte dat ik naar haar keek,
vormden haar lippen een glimlach
die zo teer was als een kerstbal
die kon breken nog voor je hem aanraakte.
(Jaap Robben,
Birk, blz. 33)
De vreselijkste mensen verschuilen zich achter de vriendelijkste
glimlach.
(Jan Brokken, Stedevaart,
blz. 53)
God
Reeds elders maakte ik de opmerking dat in de mond
der gelovers,
het woord god, gewoonlijk de plaats bekleedt van niemand of niemendal
. 'God weet het' is: niemand weet het.
'Bij God alleen is genade, hulp, enz. beduidt: er is géén
hoop op hulp of genade.
'God vergeve het u!' is synoniem met: uw misdaad is ónvergeeflijk.
'Om Godswil' heeft de betekenis van gratis, enz.
Die verraderlijke taal!
(Multatuli, Ideeën,
eerste bundel, idee 166 (ged.), blz. 90-91)
Voor velen is het Godsbegrip niets
anders dan een verlenging van het Sinterklaas-geloof.
(Godfried Bomans, Korte berichten)
God is gestorven nadat hij nooit
heeft geleefd :
het is zijn enige wonder.
(Adriaan Morriën, Het
gebruik van een wandspiegel,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz.
132)
Als God alle mogelijkheden is,
kan Hij er ook níet zijn.
(J.H. Donner, Na mijn dood
geschreven, blz. 317, Symbolen, 7-11-1987)
Voor de één heet
het jenever, voor de ander heet het God
En sommigen willen beide, maar die gaan toch ook kapot. (Jaap Koopmans,
De oude man, LP: De gelaatstrek van het lied, de jaren '65-'70)
Je kent dat verhaal van de gravin
die Nietzsche had gelezen?
'Heb je het al gehoord?' zei ze. 'God is dood.
Als het personeel er maar niet achter komt.'
(Gerrit Komrij, Niet te geloven,
blz. 51)
Misschien was ik te zwaartillend,
maar de weinige keren dat we elkander tegenkwamen en een praatje
maakten,
vond ik zijn blijmoedig vertrouwen in schepping, mens, maatschappij
en God stuitend, onkuis eigenlijk,
nu ja: godslasterlijk.
Want wat wist iemand van God?
Ik niets, al had ik natuurlijk mijn ideeën over het onderwerp.
Hij scheen alles over god te weten, maar zonder ideeën: zo
kan het ook.
(Gerard Reve, Het boek van violet
en dood, blz. 13)
God bestaat niet, is door ons gefantaseerd,
maar wordt toch gehoorzaamd.
(Willem Frederik Hermans,
De raadselachtige Multatuli,
blz. 94, uit Minnebrieven)
Had God een vrouw gehad, dan zaten
we hier niet;
"Wat doe je?"
"Ik stuur de kinderen weg."
"Waarom? Wat hebben ze gedaan?"
"Ze hebben een appel van de boom gegeten, terwijl ik ze nog
zo had gezegd..."
"Kom kinderen, kom even zitten. Ik weet niet wat jullie hebben
uitgehaald,
maar je vader is behoorlijk van streek.
En jij, jij bent toch zo machtig?
Go kill the damn snake."
(Bill Cosby, geciteerd door
Frank van Dixhoorn, Zes seconden
eenzaamheid, Volkskrant, 4-7-97)
Maria is de moeder van God.
Christus is de zoon van God.
Conclusie: Maria is de oma van Christus.
(Herman Finkers, Ich bin ein
Almeloër, blz. 106, Preek Martinikerk)
Het leven was een stuk simpeler
toen ik nog in God geloofde.
Als u het zo wilt, geloof ik nog steeds in God,
maar Hij is niet meer wat Hij geweest is.
God verdraagt het niet om van alles te betekenen
en de grote stoplap te worden in een stuk waarvan je de zinnen
niet meer kunt rijmen.
En dat is Hij nu, een stoplap voor het ongerijmde.
Ik weet dat ik dat ergens niet kan maken met Hem.
Hij heeft ook zijn trots, God.
(Connie Palmen, De wetten,
blz. 231)
Om op de jongens terug te komen:
kan een goede opvoeding buiten God?
Let wel, de vraag is niet of Hij bestaat, maar of we Hem nodig
hebben.
Ik voor mij geloof niet dat God uit de lucht is komen vallen.
Kennelijk is het goede in de mens zo zwak
en tegelijkertijd zo noodzakelijk dat het een krachtige defenitie
behoeft.
Helaas vertoont zo'n defenitie de neiging aan zichzelf te ontstijgen
en uit te groeien tot een legitimatie voor allerlei kwaad.
Hoeveel is er niet gemoord en gestolen en gehoereerd uit naam
van God
(of het vaderland of de revolutie of wat dan ook)?
Terwijl moorden en stelen en hoereren toch echt slecht is.
We moeten dus maar zo dicht mogelijk bij huis blijven en bidden
dat het goed gaat.
(Koos van Zomeren, Een jaar
in scherven, blz. 124, 11-05-1987)
Religie is fascinerend, een van
de mooiste uitvindingen die de mens heeft gedaan.
Het kost me (tegenwoordig) weinig moeite dat te erkennen.
Het gevaar dat ik zal terugkeren tot God lijkt me echter miniem.
Natuurlijk, ik gebruik zijn naam, soms vrijmoedig, soms ijdel.
God is een woord uit onze taal, net als wandkleed of fietswiel,
maar dramatischer en van een grotere poëtische kracht.
Als het gaat om onbegrip of machteloosheid of ontroering, komt
God vaak goed van pas.
Maar betekent dat ook dat hij, in christelijke zin, bestáát?
(Koos van Zomeren, Een jaar
in scherven, blz. 281/282, 07-10-87)
Als je zoveel tobt als ik, is het
erg prakties als je je een God hebt aangeschaft
aan Wie je alles wat je zelf niet verwerken kunt over laat.
(Gerard Reve, Brieven aan Matroos
Vosch 1975-1992, blz. 12, 5 november 1975)
Neen, dat zit allemaal gebakken.
Er is een God en een warenwet.
(Gerard Reve, Brieven aan Matroos
Vosch 1975 - 1992, 26 mei 1981, blz. 229)
Arago had een favoriete anekdote.
Toen Laplace zijn mécanique
céleste had gepubliceerd,
vertelde hij, werd hij door de keizer ontboden.
De keizer was razend. 'Wat is dat!' riep hij uit zodra hij Laplace
zag.
'U zet het hele wereldstelsel uiteen, u beschrijft de wetten van
heel de schepping,
en u noemt in uw boek niet éénmaal het bestaan van
God!'
'Sire,' antwoordde Laplace, 'dat was een hypothese die ik niet
nodig had.'
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz.
123, Dingen van de dag 1847)
Ik moest vechten
- met God en mensen zou ik worstelen, en ik zou overwinnen, zag
ik nu.
Neen, o neen, ik mocht nimmer de hoop opgeven dat ik eenmaal datgene
zou schrijven
wat geschreven moest worden, maar dat nog niemand, ooit, op schrift
had gesteld:
het boek, alweer, dat alle boeken overbodig zou maken,
en na welks voltooiing geen enkele schrijver zich meer zou behoeven
af te tobben,
omdat gans het mensdom, ja zelfs de gehele, thans nog in haat
en angst gekluisterde natuur, verlost zou zijn.
Dan zouden de kinderen der mensen een zonsopgang zien als nimmer
gezien was,
en een muziek zou klinken, ruisend als van verre,
die ik nooit gehoord had, maar toch kende.
En God Zelf zou bij mij langs komen in de gedaante van een éénjarige,
muisgrijze Ezel
en voor de deur staan en aanbellen en zeggen:
'Gerard, dat boek van je - weet je dat Ik bij sommige stukken
gehuild heb?'
(G.K. van het Reve, Nader tot
u, blz. 112, Brief uit het huis genaamd 'Het Gras')
'Mijne vrienden in CHRISTUS!'
Dat wil zeggen: in 't geheel geen vrienden.
Precies als 'God weet het' beduidt: niemand weet het.
'God alleen kan helpen: 'er is geen hulp'
(Multatuli, Ideeën
Tweede bundel, blz. 180, idee 454 (ged.))
Wie 't eerst stelt, moet het eerst
bewyzen.
Dit is een gulden regel,
en de ontkenner zou met de eenvoudige betuiging van z'n ongeloof
kunnen volstaan,
tot op de ogenblik dat het bestaan der dingen die hy ontkent,
aangetoond ware door hen die 't vaststellen en voortplanten.
Men kan van de atheïst niet vorderen,
dat hy 't niet bestaan van een god bewyze.
(Multatuli, Ideeën
Tweede bundel, blz. 345, idee 531 (ged.))
Elk mens en elke tijd heeft zijn
eigen God.
En in deze, zo psychologisch bepaalde historiciteit, ligt zijn
ware aard.
(Ischa Meijer, geciteerd door
Connie Palmen, in: I.M., blz.
238)
'Veel van wat de bijbel zegt over
God is zelden onderwerp van prediking omdat het,
te precies geanalyseerd,
een schandaal blijkt'
(Jack Miles, geciteerd door
Maarten 't Hart, Wie God verlaat
heeft niets te vrezen, blz. 70)
Mijn tegenstanders, de aanbidders
van de God van Nederland,
hebben nu eenmaal een andere God, die ik niet ken, noch wens te
kennen:
de toornige, onberekenbare, maar allerminst om de tuin te leiden
oude huistiran,
tegenover wie zij zich gedragen als kinderen, die zich koest houden
omdat straks, aan het eind van de dag, 'vader thuis komt'.
Ik heb al vaker gezegd, dat ik niemand dat Godsbeeld misgun,
maar erop blijf staan, desgewenst uitbeelding te geven van het
mijne.
(Gerard Reve, Een eigen huis,
blz. 185, Pleitrede voor het hof)
Ben jarenlang op zoek geweest
naar god.
Heb met zeer gerenommeerde detektivebureaus
samengewerkt.
Maar als god bestaat doet
hij geweldig zijn best om dat
voor ons verborgen te houden.
(Herman van Veen, Wilminks keus
II, blz. 66)
De vader zwygt o God,
er is geen God!
(Multatuli, Het gebed van
den onwetende (fragm.) in: Voor de bijl, blz. 144)
Als schepper was God een genie,
als manager een totale mislukking.
(Terzijde, VN, 15-05-1999)
Elk geloof in God is 'n zwakheid,
't is leunen op iets dat er niet is.
(Remco Campert , Luister goed
naar wat ik verzwijg, blz. 39)
Ik vertelde dat ik een jaar theologie
had gestudeerd.
'Geloof je in God?' vroeg hij meteen.
'Ik hoop Hem een keer tegen te komen.'
'Volgens mij is het net zo'n geval als dat van de Eenhoorn, dat
is ook een woord dat naar iets verwijst wat niet bestaat.'
Ik lachte. 'Wie zal het zeggen? Misschien hebben ze zich wel samen
verstopt.'
(Rosita Steenbeek, De laatste
vrouw, blz. 153)
Ik vraag me af hoe God het uit
kan houden - eenzaam, klam en koud in de wolken.
Zo leef ik ook - maar ik ben God niet.
(W.N.P. Barbellion, Dagboek
van een teleurgesteld man, 19-11-1914, blz. 168)
Ik denk: als er werkelijk een God
bestond,
waren er al lang dieren geweest die dat in de gaten hadden gekregen.
(Koos van Zomeren, Nog in
morgens gemeten, blz. 84)
Nu kan men zeggen dat het juist
zo groot is van de god
dat hij niet gevonden wenst te worden,
maar het maakt zwijgen dubbel zo gevaarlijk: geen spoor.
(Mark Boog, GOD (fragment), De
100 beste gedichten van 2005, blz. 24)
Laten we het maar ronduit zeggen:
iemand die in een God gelooft, is gewoon gek.
Het is een stoornis.
(Charlotte Mutsaers, Profiel,
VN, januari 2008)
Niemand kan zeker weten dat er
geen goden bestaan,
al denk ik zeker te weten van niet.
Voor de goden maakt mijn zekerheid geen enkel verschil.
(Benno Barnard,
Het gat in de wereld, blz. 24)
God kan onmogelijk bestaan.
Alleen een randdebiel kan zo'n ondraaglijk lelijke wereld in elkaar
zetten.
(Tanneke Wigersma, Mijn laatste
dag als genie, blz. 83)
God bestaat niet, er zijn alleen
mensen.
Maar niets is zo menselijk als de godsdienst.
Is een godsdienst zonder god denkbaar?
Is het niets institutionaliseerbaar?
(J.H. Donner, Van Computers,
Politiek, Amsterdam & een klein meisje, blz. 60)
Wij hebben weinig keus.
Of wij dienen een god die er niet is
of wij verloochenen een god die er wel is.
Een god die er is dienen, is kinderspel,
een god verloochenen die er niet is, is energieverspilling.
(Bergman, Nagelaten werk,
blz. 284)
Soms, snachts, overvalt me wel
eens de gedachte dat God ergens gevangen wordt gehouden
& dat althans iemand alarm zou moeten slaan,
opdat men gezamenlijk er op uit zou trekken om Hem te bevrijden.
(Gerard Reve,
Brieven aan Josine M., 23-03-1966, blz. 155)
Een heel enkele keer,
vermoedelijk bij toeval of vergissing,
is God barmhartig.
(Gerard Reve, Brieven aan Josine
M., 27-06-1974, blz. 306)
Waarom er bijtende en stekende
insecten bestaan,
alsmede slangen en mensen met een laag IQ of een a-sociale instelling,
is mij een raadsel.
Ik zie het maar als een bewijs dat God niet bestaat.
(Kees Klok, Idioten ontloop je
nergens, blz. 184)
We zijn met zijn tweeën, God
en ik:
ik verneuk hem en hij verneukt mij,
we zullen zien wie het het langste volhoudt.
(Frida Vogels, Dagboek 1958-1959,
blz. 429, 18-05-1959)
Dat God zich manifesteert in je
kinderen
blijkt uit het feit dat kinderen zo graag verstoppertje spelen.
(L.H. Wiener, Fallen leaves,
18-07-2000, blz. 247)
God is de echo van je eigen stem.
(Mano Bouzamour, De belofte
van Pisa, blz. 51)
God?
Dat zijn drie letters om de wereld te organiseren.
(A.L. Snijders,
Heimelijke vreugde 1, blz. 329)
Je kunt, denkend aan de oorsprong
van het leven,
nu wel zeggen dat de oerknal niet aannemelijker is dan God,
maar dat maakt God nog niet aannemelijker dan de oerknal.
(Koos van Zomeren, Hooibderg,
blz. 153
God bestaat, denk je ook niet?
Nou ja, dat wist ik trouwens allang.
Uit het feit dat ik in God geloof,
waarvan toch duidelijk is dat hij niet bestaat,
blijkt toch dat er een God moet zijn.
(Nicolien Mizee, De kennismaking,
blz. 203)
God is een constructie.
Ik ben hem langzaam gaan herkennen.
Het komt erop neer dat je vooral zo goed mogelijk je hersens moet
gebruiken.
(Nicolien Mizee, De porseleinkast,
blz. 241)
Toen ik dacht dat ik God was, wist
ik niet beter;
maar toen ik wél beter wist, dankte ik God dat ik hem niet
was.
(Ischa Meijer, Ik heb niets
tegen antisemieten, ik lééf ervan, blz. 146)
Jammer genoeg geloof ik niet in
God.
Sommige dingen zouden er stukken gemakkelijk van worden.
Het idee alleen al dat je over de meest prangende zaken des levens
niet eens meer na hoeft te denken, kalmerend.
Ik wou weleens dat ik blijmoedig was, maar het is niet zo,
en onnozel en zalig als de dommen van geest.
In plaats daarvan is het tobben geblazen, en wachten op een wonder.
(Martin Bril, Het tekort, blz.
243)
God heeft nou eenmaal minder gevoel
voor humor dan zijn schepselen,
zoveel is duidelijk.
(Dick Matena, Wat jij, jonge
vriend, blz. 249)
Dat God het goed bedoelt, daar
wil & mag ik als goed katholiek niet aan twijfelen,
maar of Hij wel voor 100% goed bij het hoofd is, dat staat te
bezien.
(Gerard Reve, Moedig voorwaarts,
06-11-1974, blz. 19/20)
Godsdienst
De roeping van de mens is mens te zijn.
Daarheen moeten leiden: opvoeding, onderwijs, beroepskeuze, zedeleer,
wetgeving, godsdienst.
(Multatuli, Ideeën,
eerste bundel, idee 136 (ged), blz. 65)
In de zogenaamde godsdienst
gaat het even zo.
De vromen maken 'n god, takelen die bespottelijk toe,
en als 'k dan spot met die bespottelijkheid, zeggen ze dat ik
iets heiligs aantast.
(Multatuli, Ideeën,
eerste bundel, idee 373(ged.), blz. 258)
'Lukas de Wilde, op de godsdienst. De godsdienst is een goede zaak,
En geeft het mensdom veel vermaak.' (Multatuli,
Ideeën, eerste bundel, idee 385(ged.), blz. 281)
Elke Godsdienst is als ketterij
begonnen.
(Alexander Pola, Mengvoer)
Lichtenberg
schreef het tweehonderd jaar en het is nog precies zo,
alleen moeten de groepsaanduidende bijvoeglijke naamwoorden nu
vaak door andere worden vervangen:
"Da sie sahen, daß sie ihm keinen katholischen Kopf
aufsetzen konnten,
so schlugen sie ihm wenigstens seinen protestantischen ab."
(C. Buddingh', Dagboeknotities
1977-1985, blz. 182, 18-02-'78)
Een goed theoloog weet alles.
Daarom leert hij nooit iets.
(Henri Bruning, Roeping, nov.
1951,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz.
106)
Theoloog: iemand die alles
kan bewijzen op voorwaarde dat het onzichtbaar is.
(Fons Jansen, goeden avond,
dames en heren,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz.
125)
Een schim, diagonaal tot
in de nokken.
Godsdienst hing zwaar tegen de hanebalken.
Zijn aderen begonnen te verkalken. (Gerrit
Achterberg, Eben Haëzer, in Willem Wilmink, Kinderen,
blz. 179)
Ik heb altijd een hekel gehad
aan georganiseerde godsdienstigheid.
Het is niet alleen de weerzin jegens de collectieve beleving van
zoiets persoonlijks als religiositeit,
maar ook de holle roomsigheid waarmee ik ben opgegroeid.
Verklede mannen die lege rituelen opvoeren voor een toonloos meemummelend
publiek.
Als God echt bestaat, dan woont hij in ieder geval niet hier,
dacht ik als jongen,
En als het wel zo is, dan moet ik 'M niet.
Want dan is Hij de chef van die verklede mannen
die je in enge hokjes willen uithoren over slechtigheid die ze
zelf bedacht hebben.
(Hans Righart, Een God van
Niks, HP/De Tijd, 31-05-1996, blz. 20)
Zij die in de meest bespottelijke
onzin geloven,
doen graag een beroep op het gezonde verstand.
(J.H. Donner, Na mijn dood
geschreven, blz. 394, Euthanasie, 2-7-1988)
Ik dacht dat een beetje
intelligent mens zich er inmiddels bij had neergelegd
godsdienst als een ziekte en afwijking te beschouwen.
(Gerrit Komrij, Niet te geloven,
blz. 7)
Waarom dat voortdurend beroep
op de eigen nederigheid
en tegelijk die arrogantie?
(Gerrit Komrij, Niet te geloven,
blz. 47)
Op de wegen
des Heren
is het moelijk
parkeren (Ischa Meijer,
De dikke man voor altijd, blz. 222, Blijde boodschap)
De moraal alleen is niet
voldoende voor het stichten van een godsdienst.
Er is ook een dogma nodig, een cultus.
Wat nodig is om de cultus en het dogma een grondslag te geven,
zijn mysteries.
Wat nodig is om in de mysteries te doen geloven, zijn wonderen.
Doet dus wonderen.
Weest profeten, weest goden om te beginnen,
als ge kunt, en pas daarna priesters, als ge wilt.
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz.
8, oktober 1830)
Tot en met de vorige eeuw
werden de aartshertoginnen van Oostenrijk
tot de huwbare leeftijd zonder enige vorm van godsdienst grootgebracht,
zodat zij gemakkelijker het geloof konden aannemen van de vorst
met wie zij in het huwelijk zouden treden.
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz.
98, 25 november 1846)
Ik loer op het bezit van
de ander,
maar zeg dat het me om de godsdienst gaat;
ik volg mijn haatgevoelens en verberg me achter het recht van
de kerk.
(Erasmus, Geciteerd door A.
v.d. Glind, Erasmus, Europeaan, humanist, christen, blz. 26)
Ik ben zeer liberaal op
het punt van godsvereering
(let wel dat ik niet zeg godsdienst).
(Multatuli, Liefdesbrieven,
blz. 127, Brieven aan Everdine, 17 December 1845)
We kunnen de grote wereldgodsdiensten
pas weer serieus nemen
als ze de handen ineenslaan
en gezamenlijk proberen een drastische oplossing te vinden voor
de overbevolking op deze planeet.
(Herman Philipse, auteur
van het Atheïstisch Manifest,
Trouw, 24-12-97, Bezwaren tegen den geest der eeuw)
Negers mogen van de EO best
negers zijn,
als ze het zwartzijn maar niet praktizeren.
(Alexander Pola, Nou èn...?
Handleiding voor optimisten, blz. 62)
Het is nu eenmaal zo: deze
door theologisch fanatisme doorwoekerde moerasdelta gonst en zwermt
van godsdienst,
maar volwassen religiositeit is er nog heel ver te zoeken:
men weet in dit land, om het wat populair te zeggen, van God geen
zure peren.
Ware dit wel het geval, dan zou men toch mijn vermeend vergrijp
niet zwaarder doen wegen
dan dat van de Amerikaanse ruimtevaarder, die, uit de kosmos op
aarde teruggekeerd,
beweert in de ruimte God te hebben ontmoet,
en die op de vraag, hoe God er dan wel uitziet, antwoordt: 'She
is black.'
Niemand heeft ooit god gezien, dat is de lering van deze ontroerende
anekdote,
die ons deemoedig zou moeten stemmen.
(Gerard Reve, Een eigen huis,
blz. 175, Slotwoord voor de rechtbank)
Als de godsdienst de mensen
niet verbetert,
maakt zij hen ongetwijfeld slechter dan ze zonder godsdienst zouden
zijn geweest.
(Louis Hoyack, Gedachten en
aphorismen, blz. 1)
De ketterij van gisteren
is de waarheid van vandaag
en de waarheid van vandaag kan op haar beurt morgen reeds bijgeloof
zijn.
(Bertus Aafjes, De sneeuw van
weleer, blz. 36)
Wat de godsdienst betreft,
God moge dood zijn, maar de godsdienst niet,
zolang de Wet van Vique niet weerlegd is, die stelt:
'Een mens zonder godsdienst, is als een vis zonder fiets.'
(W.F. Hermans, Houten leeuwen
en leeuwen van goud, blz. 12, Een woordje vooraf)
"Mijn religieuze opvoeding
is vroeg gestopt,
maar ik prijs me gelukkig dat ik die heb gehad,
want dat is een toegangsweg naar het onzichtbare, of als u wilt
het 'innerlijke'.
Mensen die geen religieuze opvoeding hebben gehad,
of een al te kille protestantse,
zijn gesloten gebleven voor de mythische waarheden of het heilige
van het alledaagse.
Het is een pluspunt voor de katholieke godsdienst en voor enkele
andere,
dat zij het contact daarmee hebben bewaard."
(M. Yourcenar, Met open
ogen)
Op het terras van Belvédère
aan de dijk heerst de rust die hoort bij culinair genot.
Een uitgelezen plek om een nieuwe godsdienst te verzinnen. Ik
ben er al jaren mee bezig.
Het is een tijdrovend karwei dat geen onderbreking duldt en in
stilte moet gebeuren.
Ons gemis aan woestijnen en spelonken speelt mij parten. Godsdiensten
en wijnen rijpen het best in afzondering.
Visioenen zijn niet aan ons besteed. Wij kopen onze dromen bij
de slijter.
(Bergman,
De tijd te lijf, blz. 31)
Móest ik een georganiseerde
godsdienst kiezen, ik koos het christendom,
omdat ik daar althans verstand van heb.
Vreemde godsdiensten zijn voor mij even ontoegankelijk als de
dichtkunst van de Bosjesmannen,
- ik ken de taal niet waarin hun waarheden zijn vervat,
en het periodieke schwärmen van onoordeelkundige westerlingen
met Aziatische diepzinnigheid
bezorgt me jeuk op onbereikbare plaatsen.
(Benno Barnard, Het gat in
de wereld, blz. 24)
Ik heb ook niets tegen de
menschen die hun reden van bestaan
op de verantwoordelijkheid van God willen schuiven
(men werkt met de middelen die men heeft),
ik heb alleen van kinds-af sceptisch en weinig sympatisch gestaan
tegenover de verordeningen en het geadministreer door ambtenaren
in zwarte gewaden.
(E. du Perron,
Briefwisseling 1930-1940 I, blz. 6, 18-11-1930)
De meeste mensen smachten
naar een beetje houvast
in het absurde universum waarin wij leven,
en dat beetje houvast wordt nu eenmaal door allerlei vormen van
godsdienst gul geboden.
Ach, laat die mensen toch, pak ze hun houvast niet af.
(Maarten 't Hart, Dienstreizen
van een thuisbljver, blz. 39)
Goed
(en kwaad)
Jan wil weten wie goed is, Bouterse of Brunswijk.
het komt hem uiterst onwaarschijnlijk voor dat ze allebei slecht
zijn.
Waar gevochten wordt moet sprake zijn van goed en kwaad
- ik geloof dat dat idee is aangeboren.
(Koos van Zomeren, Een jaar
in scherven, blz. 123, 10-05-1987)
Hier en daar ontstaat
een situatie die de voorkeur verdient boven de voorgaande.
Soms wint het kleinste kwaad - maar wie loopt er nou warm voor
het kleinste kwaad?
Je wilt niet weer een situatie met haken en ogen, je wilt het
paradijs.
(Koos van Zomeren, Een jaar
in scherven, blz. 231, 03-09-1987)
Wie zal de waarde der
dingen op de juiste wijze afwegen?
Wie het goede op de ene schaal legt en het slechte op de andere,
begrijpt het wezen der dingen niet.
Want wat goed is, bevat ook het slechte en wat slecht is, ook
het goede.
Op de juiste wijze gewogen hangen mens en mens daarom in evenwicht.
(Johan W. Schotman, De tijger,
in: Moderne Nederlandse verhalen, blz. 183)
Goede lieden zijn lieden
die hun slechtheid met meer zorg en succes weten te verbergen
dan slechte lieden.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 119)
Goede
bedoelingen
Goede bedoelingen zijn volgens mij niet veel meer dan
het trachten te ontzien van de vermeende gevoeligheden van de
ander,
welke gevoeligheden echter altijd de projecties van onze eigen
angsten zijn.
Het enige goede aan goede bedoelingen
is dat ze voortkomen uit genegenheid,
uit de angst om iemand kwijt te raken.
(Nicolien Mizee,
De porseleinkast, blz. 168)
Goede raad
De meeste goede raad die ik me herinner, kwam of te
vroeg of te laat.
Misschien moeten we goede raad definiëren als raad die precies
op het juiste moment komt
- wat zeer zeldzaam is.
(Tommy Wieringa,
Totdat het voorbij is, blz. 19)
Goede
voornemens
Goede voornemens zijn als politieke programma's.
Eenogig, myoop, bigot, voos.
(Nicolaas Matsier,
Dicht bij huis, blz. 103)
Goedheid
De mens is alleen goed uit berekening, krankzinnigheid
of lafheid.
(Willem Frederik Hermans,
Hellebaarden,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz.
124)
De meeste mensen hebben alleen iets voor een ander
over als ze iets over hebben.
(Alexander Pola, Nou èn...?
Handleiding voor optimisten, blz. 55)
Goede
Vrijdag
Goede Vrijdag. Vroeger moesten we om drie uur al stil
zijn en aan de arme Jezus denken.
Als nu in Nederland een vader zijn zoon aan een kruis zou laten
spijkeren,
zouden ze zich op het Pieter Baan Centrum geen raad weten met
zo'n psychopaat.
In ieder geval zou hij geen proefverlof krijgen als hij nog meer
kinderen had.
Wel een winkelverbod voor houthandels.
(Hendrik Groen, Pogingen iets
van het leven te maken, blz. 96)
Gokverslaving
'Hoe is het met je?'
'Het gaat niet goed Youp.'
'Wat dan?'
'Ik ben gokverslaafd.'
'Dat is heel erg voor je.'
'Ja, maar ik kom er weer van af.'
'Dat schijnt niet zo makkelijk te zijn.'
'Nee, maar mij lukt het. Wedden?'
(Youp van 't Hek, Ergens in de
verte, blz. 11)
Golfen
Golfen is knikkeren voor jongens die niet willen bukken.
Of, zoals mijn oude vader altijd zei: "Hoe kleiner de bal,
hoe groter de kwal."
(Youp van 't Hek, Ergens in de
verte, blz. 51)
Goochelaars
Deze oude truc had de goochelaar
nog van zijn betover-grootvader geleerd.
(Wim Meyles, Spelen met woorden,
blz. 63)
Goudvissen
Zondag Dat een goudvis wit kan sterven
kan je hele week bederven (Wiel Kusters,
Een beroemde drummer)
De goudvissen hebben hun jongen opgevreten.
In de warme windstille zomer waren ze dagenlang bezig met kuitschieten.
De kleine met de zwarte vlekken in z'n gezicht zat de grote slome
onvermoeibaar achterna
en duwde haar tot dol wordens toe tegen het gezwollen achterlijf,
tot ze haar eieren liet gaan tussen de waterplanten.
(Anna Enquist,
Het meesterstuk, blz. 9)
Goulash
Ik hou niet van vreemde kostjes in restaurants,
want ge weet nooit of het rot is dan wel een specialiteit.
Daarom nam ik Hongaarse goulache, want dat is gewoon Vlaamse stoverij
in tomatensaus.
(Louis Paul Boon, 16 van Louis
Paul Boon, blz. 31, Posthoorn)
Greenpeace
Die jongens en meisjes van Greenpeace.
Dat zijn de eerste echte evangelisten.
(C. Buddingh', Dagboeknotities
1977-1985, blz. 355, 9-10-1979)
Grenzen
We zijn naar Ahaus gereden.
Verbazingwekkend wat een verschil een grens maakt, ook in deze
tijd nog.
Koren in plaats van mais, huizen met pothoeden van leisteen,
de afstanden tussen de stadjes vier, vijf keer zo groot.
(Koos van Zomeren, Een jaar
in scherven, blz 211, 15-08-1987)
Groei
Het leuke van groeien is dat je
meer complexiteit aankunt.
Niks zo radicaal en beperkt als een puber of adolescent.
(Connie Palmen, De erfenis,
blz. 27)
Grondwet
Een grondwet heeft altijd twee aspecten:
het is de oplossing van een bepaald volk in een bepaalde tijd,
en het is een blaadje papier.
Het hele geheim om de politieke vooruitgang van een natie goed
te sturen,
bestaat hierin dat men de maatschapppelijke oplossing weet te
onderscheiden van het blaadje papier.
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz.
10, 15 september 1830)
Groot(heid)
Wij willen ons groot maken,
door al wat uitsteekt neer te halen tot onze laagte.
(Willem Frederik Hermans,
De raadselachtige Multatuli,
blz. 127, Een en ander naar aanleiding van J. Bosscha's Pruisen
en Nederland)
Groots(heid)
Ik heb niets groots gezien in het leven,
behalve grote wreedheid en stommiteit.
(Paul Léautaud,
Aforismen, blz. 15)
Gymnasium
Maar intussen heb ik een droevige jeugd gehad.
Mislukt op school, te weten het gymnasium, wat overigens geen
sportschool is.
In sport en balspel was ik trouwens ook niets waard.
Het besef van mislukt te zijn, is mij heel lang blijven achtervolgen.
Pas heel laat zag ik in, dat een academische carrière mijn
ondergang zoude hebben betekend.
Ik ben niet mislukt, geloof ik, maar ontsnapt.
(Gerard Reve, Het boek van violet
en dood, blz. 19)