Voor tweedehands boeken

Ook van deze schrijvers

Raban Internet Antiquariaat

Klik hier !

Lachen

Maar bij Allah,
laat de lezer dan vooral bedenken dat iets nog niet lachwekkend is
omdat het zijn lachlust gaande maakt.
Het feit dat iets iemands lachlust gaande maakt,
kan immers evengoed betekenen dat niet de uitgelachene,
maar de lacher zelf lachwekkend is.
(Bertus Aafjes, Morgen bloeien de abrikozen, De schriftgeleerden van Mattawi, blz. 132)

 

'Zeker een meissie' , veronderstelde hij snaaks
en hij begon te krassen als een raaf, bij wijze van vrolijkheid.
(S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Dwaasheden, blz. 96, De Blasiusstraat)

 

Mijn leven is bewust geloof ik een dagelijkse poging
de mensen de afschuwelijke ernst te laten vergeten.
Laten we een enorme flauwekul trappen.
Laten we proberen tot onze laatste minuut te lachen.
In godsnaam lach dan maar,
want de ernst brengt een mens naar niets dan de afgrond van Gods oneindige humor:
een wereld vol verdriet.
(Wim Kan, De dagboeken van Wim Kan 1968 - 1983, 23-03-1976, blz. 154)

 

Niets is zo bevorderlijk voor de lach
als een situatie waarin het verboden is te praten,
te lachen of enig ander geluid te maken.
(Connie Palmen, De wetten, blz. 50/51)

 

Zelf kan hij trouwens niet lachen,- althans, hij lacht nooit;
hij heeft zijn persoonlijkheid opgebouwd rond het besluit, nooit te lachen.
Daar wordt vaak om gelachen,
ofschoon men zelden huilt om iemand die nooit huilt.
(Harry Mulisch, De ontdekking van de hemel, blz. 73)

 

Waar een zuiderling lacht, omdat het zonnetje zoo heerlijk op zijn body brandt,
omdat de dochter van zijn buurman er weer zoo frisch en lieflijk uitziet,
omdat het mogelijk is om luierend heel gelukkig te leven,
lachen de Nederlanders uit nijd.
(J. Greshoff, Aan een oolijken vaderlander, in Voor de bijl, blz. 90)

 

Soms bereikt de stem van een voorbijganger mij,
en vaak de luide lach die duidt op een gering hersenvolume.
(Barbellion, Dagboek van een teleurgesteld man, blz. 16)

 

Lachen is je hersens uitschakelen, en je hersens uitschakelen is geluk,
als het tenminste niet te lang duurt.
(Gerrit Komrij, Vier lichte letterheren, blz. 86, Van Kooten, de hond en de lachende derde)

 

Ze pakte haar breiwerk en lachte naar haar man.
Ze lacht altijd, dacht hij, als een aap,
voor apen is het trouwens een agressief gebaar,
en zij bedoelt het ook zo, ik weet het zeker.
(Leon de Winter, De zoon, in: Het beste uit rainbow, blz. 10)

 

Mijn moeders gezicht klaarde op.
Ze liet zich in een stoel vallen en begon te schudden.
Ze is een meter drieëntachtig en te dik, dus dat wil wel schudden.
Ik dacht dat ze huilde om mijn verdriet, maar dat was het niet.
Ze zat te schudden van het lachen.
(Guus Kuijer, Voor altijd samen, amen, blz. 13)

 

Kleine kinderen lachen nog echt en voluit.
De vrolijkheid van de meeste oude mannen is verschrompeld
tot een droog gehinnik of een schor gerucht,
dat akoestisch aanleunt tegen de hoestbui.
(Simon Carmiggelt/Kronkel, Film, Parool, 30-01-1969)

 

Hij had een fijn lachje, het was fijner dan een naald, het
had gekund op de punt van een naald.
(F. Bordewijk, De korenharp, blz. 13)

 

Haar lachen deed hem denken
aan het startgeluid van een auto op een vriesmorgen.
(Gust Gils, Berischten om bestwil, blz. 121)

 

Kinderen lachen per dag ongeveer honderd keer.
Volwassenen nog maar een keer of vijftien.
Ergens onderweg is ons het lachen vergaan.
(Hendrik Groen, Pogingen iets van het leven te maken, blz. 125)

Lafheid

Lef en laf schelen maar één letter.
(Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, blz. 136)

 

De lafheid van veel mensen kent geen grenzen
en wordt slechts overtroffen door de luidheid van hun geschreeuw.
(J.J. Voskuil, Requiem voor een vriend, blz. 114)

Lama's

Vier witte poten zijn het onderstel
Van 't hoge schapenlijf. Een zwarte plaid,
Die in de hemelwas te hevig sleet,
Hangt neer in rafels van zijn vilten vel.
(Patty Scholten, De lama (fragm.), Ongekuste kikkers, blz. 11)

Lampionnen

Wat ik misschien wel het allermooiste vind wat er op de wereld te zien is:
een lampionoptocht.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 145,24-01-1978)

Landschap

Zo is het.
Elk levend wezen heeft een inwendig plaatje van het landschap
waar hij/zij thuishoort.
Het landschap van zijn jeugd, daar was het goed,
het pure feit dat je er bent opgegroeid bewijst dat.
En probeer dan in Nederland eens één element in het landschap te noemen
dat sinds je jeugd niet grondig is veranderd.
Alleen de horizon boven zee misschien.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 149, 10 juni)

Langste dag

De langste dag is de droevigste van alle dagen.
Je kunt, weerkundig gesproken, wel naar een hoogtepunt hunkeren,
maar het besef dat het vanaf dan bergafwaarts glijdt, zet daar een domper op.
(Luuk Gruwez, Het land van de handen, blz. 179)

Laster

Lasteraars en dichters scheppen niet.
Ze rangschikken.
(Multatuli, Ideeën, eerste bundel, idee 244, blz. 164)

 

De tong van de mens, sir, heet niet voor niets de doodsvijand van zijn nek.
Wat Sidi Gamal daar van Fatima zegt is laster.
Hij denkt ook: Gooi modder op een muur;
als het niet blijft zitten, het laat altijd een vlek na.
(Bertus Aafjes, Morgen bloeien de abrikozen, Storm bij de glasverkoper, blz. 179)

LAT-relatie

Partner

Een kuil, een kist, een condolatie:
ach, het blijft de beste LAT-relatie..!
(Lévi Weemoedt, Van harte beterschap, blz. 148)

Lawaai

Nu moet je het lawaai van de snelweg even wegdenken.
Jawel, dat lukt wel.
Ik bedoel, als het ons telkens weer lukt om het leed van de hele wereld weg te denken,
dan is het lawaai van de snelweg een fluitje van een cent.
(Koos van Zomeren, De bewoonde wereld, blz. 210, Hé maat, Uit: Wat wil de koe)

Leed

Maar zelfs aan 't nijpendst leed komt eens een eind,
(O wrang besef voor wie als wijsheid vond,
Dat iedere deur uit leed een ingang is
Naar ander leed!)
(P.N. van Eyck, De gouddelver (fragm.), Gedichten, blz. 22)

 

Mijn jasje, bril en overhemd
Zijn voor de armenzorg bestemd.
De goudvis komt aan moe en pa
En broer laat ik mijn versjes na.
Terwijl ik haar - postume wraak -
Naast krukje, nijlonkoord en haak
Mijn leed vermaak.

(Simon Knepper, Testament, Heer, bewaar de kattemepper, blz. 14)

 

Het leed kwam terug.
Jaren later in de Indische Oceaan.
Het was geen zwaar verdriet
maar een aangename pijn die goed te verdragen viel.
Tandvleesontsteking van de ziel.
(Boudewijn Büch, De Bocht van Berkhey, blz. 73)

Leeftijd

M'n geboortedatum kan ik wel goed onthouden,
want die verandert nooit,
maar hoe oud ik ben weet ik niet, want dat verandert steeds.
(Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, blz. 136)

 

Waarschijnlijk is dit de grootste genade van de natuur,
dat je je eigen leeftijd als vanzelfsprekend ervaart.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 326, 02-12-87)

 

Het is een dame van een jaar of vijftig,
en omdat ik door een speling van de natuur
altijd met de ogen van een 18-jarige kijk,
vind ik haar een oude dame,
hoewel ze veel jonger is dan ik.
(A.L. Snijders, Bordeaux met ijs, blz. 129)

Legende

Het is een prachtig verzinsel, noem het een legende
en die dekt niet altijd de waarheid: legende, liegende.
(Willem Hietbrink / Ronald Lagendijk, Kwispelen met taal, blz. 137)

Leguaan

Een ouwe zak, de leguaan.
Geen haren, wel een kam.
Een hoes van stof, maar zonder rits.
Een lange beurs, maar zonder naad.
(Wiel Kusters, Leguaan (fragm.), Zegelboom, blz. 150)

Leiders

Dat zijn kleuters die vanaf de rand van de zandbak al commandeerden:
"Er moet nog een tunnel bij."
(Willem Vrakking (Holland Consulting Group), Management Team, 15-12-95, blz. 126)

Lelijkheid

In de natuur komt datr niet voor.
Er zijn geen lelijke eekhoorntjes,
er zijn geen lelijke hazelwormen,
er zijn zelfs geen lelijke maraboes -
alle maraboes zijn even lelijk
en dan is lelijkheid geen onderscheidend begrip meer.
(Koos van Zomeren, Naar de natuur, blz. 45)

Lente

Frühling
Het seizoen waarin het vroeg licht is en de dagen lang zijn,
is Frühling: vroeg lang.
(Willem Hietbrink / Ronald Lagendijk, Kwispelen met taal, blz. 95)

 

Ja hoor: het is Lente,
want mijn vulpen begint weer te lekken.
(Koot & Bie, Bescheurkalender)

 

Het is gelukkig alweer zo vroeg licht
dat het nu niet meer nodig is om het licht te repareren,
op de fietsen van de kinderen.
(Koot & Bie, Bescheurkalender)

 

In de Keukenhof steken de eerste Japanners alweer hun kopjes op.
(Koot & Bie, Het groot bescheurboek, blz. 23, 1975)

 

Er zit iets in de lucht, ik weet niet wat,
misschien wel liefde of misschien wel lente.
Het leven kent zo vaak van die momenten
die moeilijk kunnen worden ingeschat.
(Nico Scheepmaker, z.t., Meulenhoffs Dagkalender Nederlandse poëzie 1993, 7 april)

 

De lente is gekomen, de natuur is weer ontwaakt,
In heel het land worden weer kleine katjes afgemaakt.
En mooie malse lammetjes, die dansen in de wei,
Dus dat wordt bij de barbecue straks weer een smulpartij.
In sloten en in vaarten krijgt de vis ook al weer zin
In dikke vette wormen met zo'n leuke haak erin.

De lente is gekomen, alle bomen botten uit,
Die hangen straks weer boordevol met door te draaien fruit.
En ook al is het nog een beetje vroeg in het seizoen,
De eerste jonge alg die kleurt het water alweer groen.
In alle zachte bermen bloeit het gras al bijna weer,
Ik merk het aan mijn hooikoorts, dat duurt vast geen weken meer.
(Jan Boerstoel, Lente, 1983, in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefst in een doosje willen doen, blz. 240)

 

En komt de lente in het land,
dan fonkelt de rivier,
de vis springt naar de overkant
en zedig wuift het wier;
en nergens is natuur zo fris,
waar twee verzameld zijn,
als tussen madelief en lis
in Hollands springfontein!
(Bertus Aafjes, Ballade op Hollands water (fragm.), Ons poëtisch Dichtersland, blz. 6)

 

De Lente komt zo dapper aan.
Hobooien zijn 't en zilveren fluiten.
De weduw kijkt voor 't eerst weer buiten,
doet haar gekleurde jak weer aan.

(Richard Minne, Lentefanfare (fragm.), Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten deel II, blz. 35)

 

De lentewei, de bermen en de wegen
Zijn groen van gras en blank van bloesembomen.
En stralend geelt als aarde-zomerdromen
Het koolzaadgoud in ruiten en in vegen.

(Hélène Swarth, Lentevelden (fragm.), De mooise gedichten van Hélène Swarth, blz. 8)

 

Pas wanneer de zon in de lente begint te schijnen,
dringt het tot ons door hoe stoffig onze ramen zijn.
(Ethel Portnoy, Gemengde gevoelens, blz. 55)

 

De winden lachen zacht als 't lente wordt,
De heem'len zijn vol teedere geheimen
En de aarde gaat zich droomerig bewegen;
Zij voelt haar bloed en weet niet wat haar schort.

(Margot Vos, De winden lachen zacht… (fragm.), Intermezzo, blz. 7)

 

Hagen worden paradijzen.
En het verschontloken kruid
Wasemt zulke geuren uit,
Dat er dooden van verrijzen.
D'aarde toont, in wijk bij wijk,
Schaduwen van 't hemelrijk.

(H.C. Poot, Lente, in: Onze dichters, blz. 252)

 

Het jaar staat voor, gespannen trilt zijn toom,
en in de koets met prinselijke kleuren
sluimert, in bloesemdons en groene geuren,
de lente als een jonge meisjesdroom.

(Max Dendermonde, Menselijker lente, fragm., Eiland van Circe, blz. 26)

 

Alweer een lente waar ik niet om heb gevraagd
Ik schep geen vreugde in vogellied
Nog minder in de redeloze grillen
Van onze vijand de natuur
Die ik van kindsbeen af gevreesd heb en verfoeid.
Een nieuwe lente en nog meer pijn
Met bovendien de absurde zekerheid
Dat op dit voorjaar weer
Een lege gele zomer volgt
Een herfst, een winter en dan weer opnieuw
O hoe ontelbare malen reeds
Dat kermisachrig "nieuw geluid".
Niets dat voor deze cirkel pleit
Niets dat ons vrij maakt en ontvoert.

(J. Greshoff, Ik fulmineer tegen de tijd (fragm.), Wachten op Charon, blz. 9)

 

Ik heb gisteren een wandelingetje gamaakt naar de bloemenstal
en daar bollen in een bakje gekocht.
Heb ik over een week, als de hyacinten uitkomen,
toch mooi de lente weer gehaald.
(Hendrik Groen, Pogingen iets van het leven te maken, blz. 8, 4 januari)

 

Het is maar een paar uur per jaar lente,
dat zijn de uren dat het uitkomende blad in het beukenbos
de kleur tussen groen en geel heeft.
(A.L. Snijders, Een handige dromer, blz. 146)

Leren

Niet te oud om iets te leren,
maar wel te oud om iets af te leren?
(Terzijde, VN, 4-1-1997, blz. 14)

 

Men leert alleen uit ondervinding,
maar die krijgt men pas als men er niets meer aan heeft.
(J.C. Bloem, Aphorismen, XXIV)

 

Er is een theorie die zegt dat de mens leert door ervaring.
Als je die theorie belachelijk wilt maken kun je zeggen:
als ik de straat oversteek doe ik dat op zodanige wijze dat ik niet wordt doodgereden.
Dat heb ik geleerd door ervaring; nadat ik een paar keer was doodgereden begreep ik hoe het moest.
(Karel van het Reve, Ik heb nooit iets gelezen, blz. 185)

 

Behalve danspassen wil ik niets meer leren.
Ik zou liever ont-leren,
een hoop onzin kwijtraken.
(Nicolien Mizee, Allesverpletterende, blz. 323)

Leuteren

Voor het diner nog op theevisite geweest bij mevrouw Visser.
Haar geleuter is nog slapper dan haar thee.
(Hendrik Groen, Pogingen om iets van het leven te maken, blz. 10)

Leven

'Net wat u zegt, meneer Dorknoper,' zei hij, de hoed lichtend.
'Het leven is kort, maar het zal mijn tijd wel duren.'
(Bewogen aanhalingen, een onthullende lijst citaten uit de verhalen van Marten Toonder, blz. 62)

 

Er is een wet, geloof ik, en die luidt zo:
'De snelheid van de tijd wordt groter naarmate we aan het leven gewend raken.'
En als dat waar is,
dan zou dus de tijd langzamer gaan lopen als de dingen om ons heen weer nieuw werden.
En, inderdaad zien we dat gebeuren.
bijvoorbeeld op reis.
(Godfried Bomans, Het stilstaan van de tijd, in Zomers van toen, blz. 66)

 

Sommige mensen leven om te leven.
Anderen om te proberen zo laat mogelijk dood te gaan.
(Wim Kan, Soms denk ik wel eens bij mezelf..., blz. 40)

 

"Doe iets, Ollie jongen," zei mijn goede vader altijd.
"Anders laat je niets na dan een paar vuile sokken.
" Dat zei hij, en daar houd ik mij aan.
(Marten Toonder, Wat ben je toch knap - De krookfilm blz. 10)

 

Het leven: terwijl je geanimeerd staat te praten,
vergeet je helemaal dat je in de rij staat voor een loket.
Opeens ben je aan de beurt.
(Fons Jansen, Wat ik zeggen wilde)

 

Wie het leven beschouwt als een toverbal,
slechts gulzig-zuigend gaat zijns wegen,
Die raakt noch kant die raakt noch wal,
en daar is niets op tegen.
(Heere Heeresma, Eens en nooit weer..., blz. 47)

 

Zo beschouwd bestaat het hele leven uit leren.
In het begin ben je niets, maar je leert er dagelijks iets bij,
zodat je tenslotte volleerd het hiernamaals binnengaat.
Ik voor mij geloof dat het leven bestaat uit afleren.
In het begin ben je alles, alle mogelijkheden staan open,
maar dag na dag wordt er één weggestreept,
tot je op het eind volledig berooid bent
en de dood zich als laatste optie aandient.
(Koos van Zomeren, Het verhaal, blz. 66)

 

Het leven lacht je toe, zegt mijn vader altijd,
als je het maar niet dwingt jou gelukkig te maken.
(Ward Ruyslinck, De sloper in het slakkehuis, blz. 11)

 

Hij beschouwde het leven als een wat vreemde club
waar hij bij toeval lid van geworden was
en waaruit men zonder opgaaf van redenen weer geroyeerd kon worden.
Hij had besloten die club te verlaten als de vergadering erg vervelend zou worden.
(Cees Nooteboom, Rituelen, blz. 13)

 

Beter keer op keer de mond gebrand
dan een heel leven lang alleen maar hard geblazen.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 201, 21-03-'78)

 

Leven is blufpoker spelen met de dood.
(Frank Herzen, De tuinen van de tijd, aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 124)

 

Het leven is een akelige tweede keus.
Het staat buiten kijf dat de dood de beste oplossing is voor de mens,
dat hij maar beter niet geboren had kunnen zijn.
De deur naar de zelfmoord staat altijd open.
Het leven is net als seksueel verkeer:
je moet erin en je moet eruit.
Niks kan duren.
(Gerrit Komrij, De buitenkant, blz. 113)

 

'Stel dat God je op een ochtend even opbelt en vraagt:
Wat gaat u doen met de rest van uw leven?'
- Stel dat Hij mij belt,
wat natuurlijk niet uitgesloten geacht moet worden,
dan zou ik Hem gerust kunnen stellen
en zeggen dat Hij niet op een spoedig bezoek hoeft te rekenen.
(Gerrit Komrij, De buitenkant, blz. 113)

 

Leven is leren wennen aan de dood.
En dat lukt de een makkelijker dan de ander.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 483, 5-6-1985)

 

Je hebt wel mensen die de honderd halen
en minder nog die daar blij mee zijn,
maar meestal is het eerder afgelopen
en valt er verder weinig meer te hopen,
dan dat het snel zal gaan en zonder pijn.
(J. Boerstoel, Doodgaan, gezongen door Adèle Bloemendaal, Adèle's keus)

 

... dat men maar op twee manieren kan leven:
a: alsof men nooit dood zal gaan
b: alsof men al is gestorven
(C. Buddingh', Wie maakt mij wat (fragment), Deze kant boven, blz. 87)

 

Wij zijn maar als de blaren in de wind
ritselend langs de zoom van oude wouden,
en alles is onzeker, en hoe zouden
wij weten wat alleen de wind weet, kind -
(A. Roland Holst, Zwerversliefde (fragment)

 

Dante had gelijk: er zijn drie soorten eeuwigheid:
die van de hel,
die van het vagevuur,
die van de hemel.
Je vindt ze, als minuten, door het leven van elk mens gestrooid.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 267, 06-06-1978)

 

Kleinigheden maken samen de som van het leven uit.
(Uit David Copperfield, Ch. Dickens, Remóvos kunstkalender 1996, week 40-41)

 

Verheugt u op het leven, het is al later dan u denkt.
(Chinese spreuk, Remóvos kunstkalender 1996, week 26-27)

 

De dood die heb je al, bedoel ik,
maar het leven is wat je er zelf van weet te maken.
(Gerard Reve, Het boek van violet en dood, blz. 150)

 

Gevaren, ja, die waren er,
want het gehele leven was immers één lange en gevaarlijke reis,
één bange vlucht dus, ja voor wat?
Voor de dood?
Had ik dat ergens gelezen:
Eén Bange Vlucht Voor De Dood?
Waarschijnlijk wel,
want zoiets bedacht je niet zelf als je goed bij je verstand was.
(Gerard Reve, Het boek van violet en dood, blz. 225/226)

 

Het leven is zo plat
dat je aan het eind ervan al je grafsteen kunt zien staan.
(Rupert Brooke, geciteerd door Maarten 't Hart, De literaire opwaardering van de bijbel, VN, 04-04-87.
Ook: Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, blz. 280)

 

'Maar wat moet ik dan leeren?'
'Niets. U moet iets afleeren.
U moet enkele dingen vergeten.
Ik zal niet zeggen welke.
Het leven is een slijpsteen.
Het slijpt en het slijpt en na enkele jaren voelt men:
ik ben anders geworden.
Gladder, ronder, of hoe men het noemen wil.
Er zijn geen belemmeringen die er vroeger wel waren;
ik kom sneller vooruit, ik beweeg mij losser;
ik zie de dingen breeder;
ik weet te geven; ik weet te nemen.
welnu, dit alles heeft het leven gedaan.
(Godfried Bomans, Werken 1, Memoires van Pieter Bas, deel twee, blz. 191)

 

Aan het eind van vele levens hoor je vele mensen vragen,
waar heeft het allemaal voor gediend?
Ja, wie de berg beklimt alleen omdat ie denkt dat boven iets moet zijn,
zal altijd als ie boven komt vragen, waar heeft het allemaal voor gediend?
Alleen wie onderweg geniet van het klimmen en het uitzicht op zich,
die zal misschien begrijpen dat niets voor iets behoeft te dienen.
(Wim Kan, De dagboeken van Wim Kan 1968 - 1983, 28-02-197, blz. 64)

 

Opmerkelijk was het dat zijn voorkomen, en zelfs zijn aandoeningen,
zo weinig sporen droegen van zijn doorgebracht leven.
Het roemen op ondervinding is een belachelijke gemeenplaats geworden.
Er zijn lieden die vijftig of zestig jaar lang meedreven met het stroompje,
waarin ze beweren te zwemmen,
en die van al dien tijd weinig anders zouden kunnen verhalen
dan dat ze verhuisd zijn van de A-gracht naar de B-straat.
Niets is gewoner dan op ervaring te horen bogen,
juist door hen die hun grijze haren zo gemakkelijk verkregen.
(Multatuli, Max Havelaar, blz. 79)

 

Ik bedoel dus dit,
als je eigen leven het enige is dat je leven de moeite waard maakt
en ook het enige instrument waarmee je aan het leven betekenis kunt geven
en als je ook bedenkt dat je leven toch overgeleverd is aan anderen
en alleen zij jou kunnen maken,
dan is dat toch een vreselijke gedachte?
(Connie Palmen, De wetten, blz. 222)

 

...., dat het leven minder vluchtig is dan het meestal lijkt.
Of zoals de ene vlieg zei tegen de andere:
'Mijn grootvader heeft dinsdag nog meegemaakt.'
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 82, 31-03-1987)

 

Al zo lang geleden had ik mij gerealiseerd dat alleen een echte passie,
een hartstochtelijke belangstelling voor iets
- muziek, literatuur, vuurbuiken, postzegels, voetballen desnoods -
je leven echt zin kon geven.
(Maarten 't Hart, Laatste zomernacht, blz. 54)

 

...weet je...ik vind het leven zo ongelofelijk bizar,
het is net een schaakspel met verkeerde stukken en veel te veel velden,
het is net of je moet schaken op een dambord.
(Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, blz. 82)

 

Het lijkt wel alsof je de rest van je leven bezig blijft
met het steeds opnieuw ontdekken van de dingen die je wist toen je zeventien was.
Hoe zou je je op je zeventiende voelen als je ook dát al wist?
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz 216, 21-08-1987)

 

Al die wijsbegeerte!
Terwijl het in het leven toch alleen maar om de duit en om de fluit gaat.
(Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, blz. 143)

 

'Vertel mij eens,' zei Jenny,
'want jij met jouw opleiding moet het weten: wat is het leven?'
'Een tijdelijk oponthoud van een zonnestraal onderweg naar het heelal,'
zei ik.
(Maarten 't Hart, De kroongetuige, blz. 7)

 

'Vader, waarom leven wij?'
'Om ons erop voor te bereiden dat we heel lang dood moeten zijn.'
(Maarten 't Hart, De kroongetuige, blz. 30)

 

het leven is een toneelstuk
waarin ieder optreedt met een eigen masker
en allen hun rol spelen
totdat de regisseur hen van het toneel laat verdwijnen.
(Erasmus, Geciteerd door A. v.d. Glind, Erasmus, Europeaan, humanist, christen, blz. 32)

 

Hij was niet ongelukkig,
want hij zag, dat ook alle andere mensen hun tijd met leven verprutsten.
(Belcampo, Als zijn fantasieën, blz. 40, Liefdes zegepraal 1)

 

Wij hebben een levenslang abonnement op het leven
en het wereldgebeuren is daarvan het feuilleton.
Elke dag komt er weer een nieuwe dag uit.
… Nu weet elk dienstmeisje hoe verdrietig het is,
wanneer ons abonnement afloopt vóór het einde van 't verhaal,
maar dit ondergaan wij straks allen.
(Belcampo, Al zijn fantasieën, blz. 359, De achtbaan)

 

Het leven is niet begonnen om het einde ervan.
Het einde is niet een eindresultaat, het is alleen maar het laatste.
't Ging om de reis, niet om hoe je uitstapt.
(Belcampo, Al zijn fantasieën, blz. 447, Uitvaart)

 

Leven is leren hoe je netjes sterven moet.
(Simon Carmiggelt, Torren aan de lijm (fragm.), Torren aan de lijm, blz. 5)

 

Denkenden gaan met dieren
onder dezelfde hemel
dezelfde einder tegemoet,
door één verlangen voortgedreven:
leven.

(Maurits Mok, Levenden (fragm.), in Het dierbaarst, blz. 72)

 

Verlos ons van den droom die leven heet,
Waarin men schuifelt op vermoeide voeten,
Ofwel zich haast naar een verbeeld ontmoeten
En even later zich weer eenzaam weet;
(H.W.J.M. Keuls, Verlos ons van den droom (fragm.), Facetten der Nederlandse poëzie, blz. 25)

 

 

Ik vind dit leven al geweldig. En straks nog
Het eeuwige leven in de Hemel. Je vraagt je wel eens af:
'Waar hebben wij het aan verdiend?'

(Gerard Reve, De blijde boodschap (fragm.), Een eigen huis, blz. 166)

 

 

Gut ist der Schlaf, der Tod ist besser - freilich
Das beste wäre, nie geboren sein.

Slapen is goed, dood zijn is beter - maar
Het beste is toch nooit geboren worden.

(Heinrich Heine, Morphine (fragm.), vert. Peter Verstegen,
Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren, blz. 26/27)

 

My own life as it unrolls day by day is a source of constant amazement, delight and pain.
I can think of no more interesting volume than a detailed, intimate, psychological history of my own life.
(W.N.P. Barbellion, The journal of a Disappointed Man, motto in: Hans Warren, Geheim dagboek 1978-1980, blz. 5)

 

Er bestaat een Egyptisch spreekwoord waarvan ik enkel de Franse versie ken:
'Cache ta vie comme le chat cache sa crotte.'
(Verberg je leven als de kat zijn uitwerpselen)
(Hans Warren, Geheim Dagboek 1977-1978, blz. 115/179(vert.), 31-10-1977)

 

Weet je wat leven eigenlijk is?
Leven is een kwestie van niet willen sterven.
(Youp van 't Hek, Ergens in de verte, blz. 14)

 

Het leven is één feest.
Alleen ik hou niet zo van feestjes.
Als ik de uitnodiging voor een feestje krijg, dan zie ik aan de uitnodiging al:
oh, oh, dit wordt weer een herfstpartij.
Oftewel, veel eikels.
(Youp van 't Hek, Ergens in de verte, blz. 38)

 

Men leeft maar wat, beperkt door in zijn kindertijd opgedane remmingen
als morele zin, schaamte, melancholie,
en ieders verleden is meer een rommelkast op grootmoeders zolder
dan een deftig geschiedenisboek in grootvaders bibliotheek.
(Alfred Kossmann, De vrouwenhaters, blz. 91/92)



Het leven bestaat uit niet doen wat we willen en doen wat we niet willen.
(Goethe, geciteerd door Hans Warren, Geheim dagboek 1958,1962, blz. 117, 06-01-1960)

 

Ach, heel 't leven is één keten van absurde coïncidenties.
(C. Buddingh', Ode aan een wel heel gelukkig toeval (fragm.),
Het houdt op met zachtjes regenen, blz. 15)

 

ik heb de kans om jong te sterven laten schieten
en moet nu maar het beste maken van de rest.

(Jean Pierre Rawie, Weerzien (fragm.), Kwade trouw, blz. 16)

 

Het leven is een geschenk, maar wij krijgen het niet cadeau.
(Eric van der Steen , Alfabêtises , blz. 24)

 

De vraag of het leven zin heeft, heeft geen zin.
(A. Roland Holst, Kort, blz. 36)

 

Wie als een kind zijn dag geniet,
Zal nooit zijn dag beklagen
En schept, wat kome, in 't nieuw verschiet
Weer altijd nieuw behagen.

(P.A. de Genestet, Kinderzin (fragm),
in Hand in hand in hand, samenst. Ernst van Altena, blz. 29)

 

Alles ging goed met ons. Want alles gaat goed als je slaapt en niet door dromen wordt gekweld.
Alles ging goed en ik kwam zo weinig boven op mijn zolderatelier,
dat ik niet meer wist wat dat was: Werkelijk leven.
(Yvonne Keuls, De moeder van David S., blz. 31)

 

We doen alsof allemaal, dat houdt de wereld in stand, en misschien God erbij.
(Gerrit Achterberg in: H.U. Jesserun d'Oliveira, Scheppen riep hij gaat van Au!, blz. 36)

 

Het treft je weleens hoe wreed het is dat je geboren wordt om dood te gaan.
Mensen hebben daar vaak de conclusie uit getrokken
dat het leven dus geen zin heeft omdat alles tevergeefs was.
Of ze hebben bedacht dat er een leven na de dood moet zijn,
omdat het uitgesloten is dat het leven geen zin heeft en dit er dus de zin van is.
Ik deel die opvatting niet want mijn leven heeft voor mij zin zolang ik er zin in heb.
(Renate Rubinstein, Nee heb je (budget-boek), blz. 75)

 

Het leven denderde gewoon door
en je moest zelfmaar uitmaken of je er een tijdje aan meedeed of niet.
Zo ja, dan was het goed.
Zo nee, dan was het ook goed.
(Koos van Zomeren, Sneeuw van Hem, blz. 362)

 

Het leven is een wentelrad,
Soms gaat het op, soms neer;
Die vroeger zwaar te lijden had
Krijgt straks aanzienlijk meer.

(Simon Knepper, Inzicht, Heer, bewaar de kattemepper, blz. 37)

 

Soms valt het bestaan onmiskenbaar wat zwaar;
Dan zou men iets ánders believen.
Opmerkelijk is dienaangaande vooral
De schaarsheid der alternatieven.

(Simon Knepper, Verzuchting, Heer, bewaar de kattemepper, blz. 71)

 

Laat me dan slapen in de kuil
omringd door sierlijke slangen
ik weet toch wat dit leven is
een kleine onderbreking
van de eeuwigheid

(Thera Coppens, Epidauros (fragm.), De glazen kist, blz. 10)

 

Jij kent het leven niet Egon.
Dat is pakken wat je pakken kunt.
Nooit iets vragen, dat brengt mensen op het idee om het niet te geven.
Nooit bang zijn. Angst is een verkeerd gebruik van intelligentie.
Pakken. De lafbekken pakken weinig, de brutalen veel.
Dat is de wet van het leven.
De wet van het wetboek is vernis.
(Tim Krabbé, De grot, blz. 58/59)

 

Wanneer wij eindelijk beginnen te ontdekken hoe belachelijk het leven is,
heeft het leven ons het lachen afgeleerd.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 168)

 

Te weinig weten wij om te weten
waarheen het leven wil. Soms lijkt het
wild om zich heen te slaan. Vaker denken
wij dat het ons als water staat te wenken. Stil
en met een glimlach. Dat het ons geen haar zal krenken.

(L.F. Rosen, De badgasten (fragm.), De 100 beste gedichten van 2001, blz. 123)

 

Als een mens eenmaal weet, dat het leven een lijdensweg is,
en als hij heeft leren inzien, dat er geen andere mogelijkheid is,
nou, dan is hij al een heel eind gevorderd.
Vanwaar dat gevoel van eer en koppigheid en trots, dat hij dat leven niet mag opgeven?
(Geert van Oorschot, brief aan Peter Hecht, 14-05-1981, Brieven van een uitgever, blz. 91)

 

Het zoeken naar de zin van het leven berust op het foutieve uitgangspunt
dat het leven een andere zin heeft dan het leven zelf dat zich wil handhaven.
(Rudolf van Lier, Tirade 215/216, mei-juni 1976, blz. 342)

 

De dooden zijn dood; dat is zoo erg niet. Maar dat de levenden niet leven…!
(Nico van Suchtelen, Uit zijn werk, blz. 53)

 

Het leven is een val
met veel kwade kansen
(Remco Campert , Luister goed naar wat ik verzwijg, blz. 9)

 

Iedere seconde begin en eindig ik
het leven - mijn gezicht is er vies van.
Maar het moet gebeuren:
zelfmoord en helden zijn uit de mode.
(Remco Campert, Luister goed naar wat ik verzwijg, blz. 25)

 

De mens wordt geboren, de mens sterft en tussen
die twee dingen in heeft hij al zijn tijd nodig voor
zijn eigen problemen.
(Remco Campert, Luister goed naar wat ik verzwijg, blz. 41)

 

Het leven is een paardemiddel dat ons eenmaal wordt toegediend.
(Bergman, De tijd te lijf, blz. 17)

 

Ik leef graag. Ik vind het leven een aardige uitvinding.
En ik ben de enige niet, want er lopen er heel wat rond die geen zelfmoord plegen.
(Adriaan Morriën in Elisabeth Lockhorn, Geletterde mannen, blz. 13)

 

Het leven is een droom en wij allen zijn slaapwandelaars.
Dat weten we zeker in die tijden waarin we het meest intens leven
- in tijden van crises die hun weerga niet kennen,
in tijden van droefheid en rampen
of bij een of ander ongewoon voorval dat snel afbreekt als een visioen!
(W.N.P. Barbellion, Dagboek van een teleurgesteld man, 04-03-1915, blz. 196)

 

Het leven is een omweg waard.
(Liselore Gerritsen, toeristische tip, Je kunt niet alles hebben, blz. 142)

 

Alles in het leven duurt zo lang, behalve het leven zelf.
(J.C.Bloem, Aphorismen, XXVI)

Het is niet erg, dat het leven kort is,
maar het is wel erg, dat de dagen lang zijn.
(Jacob Israël de Haan, Besliste volzinnen, blz. 16)

 

De menschen leven te weinig en zij lezen te veel.
Dus worden zij onwijs en geleerd.
(Jacob Israël de Haan, Besliste volzinnen, blz. 16)

 

Enkele menschen leven eenmaal.
De meeste menschen leven nulmaal.
(Jacob Israël de Haan, Besliste volzinnen, blz. 18)

 

Het leven is waarlijk geen zachte dood,
maar ik weet geen andere.
(Jacob Israël de Haan, Besliste volzinnen, blz. 30)

 


Voor het inslapen dacht ik: stel, je weet dit is je laatste etmaal, wat is het ergste?
Misschien dat je tegen zo veel mensen niet meer kunt zeggen:
'Vergeef me wat ik misdeed, naliet, het spijt me zo.'
La vie est un combat, van geboorte tot dood.
Zonder strijd bereik je niets, en in elke strijd vallen slachtoffers,
vaak raak je zelf gewond.
(Hans Warren, Geheim dagboek 1996-1998, blz., 91, 25-08-1996)

 

Hoe droevig is het bestaan zo zonder intelligente mensen of alcohol.
(Hans Engberts, Winkeldagboek, blz. 32)

 

Ik ben nieuwsgierig, ik wil altijd weten of anderen het begrijpen.
En het is niet de uitkomst van een sommetje,
een grammaticaal probleem of het uur van mijn dood,
het is het levensraadsel, voor minder doe ik het niet.
(A.L. Snijders, Heimelijke vreugde 2, blz. 219)

 

Ik kon toen nog niet weten dat men in het leven bezighoudt, of beziggehouden wordt,
en dat de taak van de bezighouder zwaar is.
Het is altijd beter om aan de andere kant van de streep te verkeren,
om beziggehouden te worden.
Dan kan men passief afwachten
hoef men zich niet uit te sloven om iets te bedenken
dat de tijd van die afwachter zo aangenaam vult dat hij niet narrig wordt.
(Maarten 't Hart, Het roer kan nog zesmaal om, blz. 26)

 

Een mens doet zijn hele leven lang van allerlei dingen die een zeker doel dienen,
en waarbij haast altijd één of andere bijzaak die niets met het doel te maken heeft,
maar er toevalligerwijs uit voortvloeit, de ware levensvervulling schenkt.
(Maarten 't Hart, Het roer kan nog zesmaal om, blz. 46)

 

Ieder mens krijgt levenslang. Maar of het een straf is of een genade moet hij voor zichzelf uitmaken.
(Bertus Aafjes, Zeventig aforismen, nr. 29)

 

Zolang er leven is blijf ik wanhopen.
(Bergman, Nagelaten werk, blz. 53)

 

De gedachte was deze: je mist in het leven meer dan je meemaakt.
(Martin Bril, De Afsluitdijk en verder, blz. 11)

 

Ge moet sluw zijn in het leven, meneer. En ook listig. In die volgorde.
Hou al wat ge denkt in uwe kop, daar kan niemand het zien.
En als ze het raden, moet ge gaan lopen zo hard als ge kunt, of ge moet alles ontkennen.
Liegen en blijven liegen, dan kunnen ze u niets doen.
(Kristien Hemmerechts, Een jaar als (g)een ander, blz. 103)

 

Soms sterft de mensch aan het leven, nog eer hij gestor-
ven is aan den tijd. De iep verdriet schiet loten, de iep
van den deemoed ruischt boven zijn graf.
(F. Bordewijk, De korenharp, blz. 33)

 

Jawel meneer ik leef,
en ik schaam me niet te zeggen
dat ik er niets van begrijp.
(Gust Gils, Berichten om bestwil, blz. 117)

 

Het is normaal een klein deel van zijn leven op te offeren
om het niet helemaal te verliezen.
Zes of acht uur per dag om niet te kreperen van de honger.
En verder is alles meegenomen voor wie er iets van wil meenemen.
(Albert Camus, Dagboek, blz. 39)

 

We staan elke dag op, doen wat van ons verwacht wordt, en gaan dan weer slapen, en dat noemen we leven.
(Griet Op de Beeck, Kom hier dat ik u kus, blz. 327)

 

Schaamte om alles wat verkeerd is gelopen.
Hoe ouder je wordt, hoe almaar uitgestrekter je verleden,
hoe meer het lijkt dat je leven uit een opeenvolging van faillissementen heeft bestaan.
Niet uitsluitend faillissementen, niet alles is fout gegaan, maar toch.
(Jeroen Brouwers, Datumloze dagen, blz. 9)

 

Zoals de tijd geruisloos langs je heen jaagt, honderd keer sneller dan de tgv naar Parijs,
sneller dan een raket op weg naar de planeten, sneller dan een willekeurige gedachte,
zo holt het leven in struikelende haast zichzelf voorbij:
amper de baarmoeder verlaten, waait je het oudemannengrijs al van het hoofd
en springt de wolf in je tanden, zijn er groeven in je gezicht gekrast
en als met een ploeg nog diepere voren in je ziel.
(Jeroen Brouwers, Datumloze dagen, blz. 44)

 

De grondlijnen van het leven zijn eenvoudig,
het zijn de details die ons de nek breken.
(A.L. Snijders, Vijf bijlen, blz. 207)

 

Het leven is wat je ervan maakt.
Weer zo'n briljante uitspraak van het volk.
Het leven is toch voornamelijk wat anderen ervan maken.
Veel is dat doorgaans niet.
Wel word je geacht om eraan mee te werken.
Om iets te vertonen wat doorgaat voor gemeenschapszin.
(Daan Remmerts de Vries, Brave nieuwe wereld, blz. 15)

 

De zin van het leven is zo lang mogelijk niet doodgaan,
al is het zeer modieus om te beweren dat doodgaan iets is om naar te verlangen,
aangezien je daardoor van het leven verlost wordt.
(L.H. Wiener, Fallen Leaves, 03-06-2004, blz. 361)

 

De vergelijking tussen reizen en leven ligt zo voor de hand,
dat ik vaak niet kan begrijpen waarom zovelen reisboeken maken
(albums met foto's, brieven, enzovoort)
en geen levensboek.
(Leonard Nolens, Dagboek van een dichter, 02-01-1980, blz. 11)

 

Twee soorten mensen:
zij die hun leven hebben gekregen
en zij die hun leven moeten verdienen.
(Leonard Nolens, Dagboek van een dichter, 08-01-1980, blz. 16)

 

Zo is het leven, alles of niets,
meestal te weinig,
en dan plots, onverwacht teveel.
(Hugo Raes, Trapezewerk in het luchtledige, blz. 50)

 

Men zou eigenlijk alleen 's nachts moeten leven.
Overal stilte. Alles slaapt.
Aan de menselijke domheid is tijdelijk een einde gekomen.
Wat zijn de gedachten dan helder, de dromen diep,
de geest bedrijvig, de gevoeligheid hevig en levendig,
de eenzaamheid nog heerlijker.
(Paul Léautaud, Een portret in foto's en teksten, blz. 83/84)

 

Toen ik mij vandaag over de stenen ballustrade van mijn balkon boog,
zag ik dat de Japanse sierkers in mijn straat in bloei staat.
De aankondiging van de lente heeft niet lang nodig,
dus over twee weken zal de boom weer kaal zijn.
De kersenbloesem is in Japan een metafoor voor het leven:
mooi, maar vergankelijk.
Of het leven mooi is, zou ik niet direct willen onderschrijven,
maar het is mijn metafoor ook niet.
(Alfred Birney, Niemand bleef. Dagboek van Meneer B. 2005-2011, blz. 316, 03-03-2010)

 

Hoe komt het dat we er niet en masse een eind aan maken,
terwijl het toch evident is dat het leven slechts een lange,
vermoeiende tocht naar de dood is?
(Nicolien Mizee, De porseleinkast, blz. 10)

 

Hoe dat precies moet, leven, daar ben ik nog niet helemaal achter,
maar ik kan redelijk goed doen alsof. Dat is een begin, vind ik.
Ik kan ook verdienstelijk uitleggen aan anderen hoe het misschien zou moeten,
en daar wordt soms naar geluisterd, merk ik, wat mij dan een beetje verbaast.
(Griet Op de Beeck, Vele hemels boven de zevende, blz. 10)

 

Wat is het leven anders dan een poosje machteloos tegenstribbelen?
(L.H. Wiener, Nestor, blz. 29)

 

Het is eigenlijk geen doen, het menselijk leven.
Je kunt maar het best met een blinddoek voor,
watjes in je oren en een prop in je mond in je kamer blijven.
Buitenshuis is het risico dat je onherstelbare schade oploopt te groot.
(Remco Campert, Graag gedaan, blz 33)

 

Ons leven kan niet anders dan tragisch zijn.
Wij moeten ons niet alleen inspannen en vechten om het te behouden
maar ook om het te bevestigen en dienstbaar te maken
aaneen doel dat ons bezit ervan rechtvaardigt,
hoewel het uiteindelijk en ongerroepelijk verloren gaat.
(Adriaan Morriën, Ik heb nu weer de tijd, blz. 79)

 

Het duurt lang voor een mens kan aanvaarden dat het leven komt als de branding,
met eb en vloed, met schuimkoppen of spiegelglad,
dat er niets achter steekt, geen plan, geen schema,
geen voorzienigheid, geen keuzes, louter toeval.
(Bert Wagendorp, Phoenix, blz. 11)

 

Het leven is uitzichtloos.
Je jeugd de eerste tree van een trap die naar beneden gaat.
(J.J. Voskuil, Bijna een man Dagboeken 1939-1955, 16-08-1951, blz. 270)

 

Blaaskakerij was het leven,
maar je kon een schop krijgen als je niet meeblies.
(Gerrit Komrij, Verwoest Arcadië, blz. 102)

 

Het leven is een zandloper waarvan je alleen weet hoeveel er al in het onderste compartiment zit.
(Ron Moerenhout, Hoe is het met je boek?, blz. 226)

 

Het leven is een zeer korte periode van iets,
tussen twee oneindig lange peridoden van niets,
en het is het verstandigst om die korte periode van iets
zo aangenaam mogelijk in te vullen.
(Hendrik Groen, Leven en laten leven, blz. 231)

 

Ik voel mijn leven om me heen als iets wat me beschermt,
hwat verder nooit zo is,
alleen soms op namiddagen.
(Thomas Verbogt, Hoe alles moest beginnen, blz. 26/27)

 

Leven is in belangrijke mate de moed te geloven dat je het kunt.
(Thomas Verbogt, Hoe alles moest beginnen, blz. 47)

 

Veel mannen van zijn vooroorlogse generatie koersten met de kaken op elkaar
behoedzaam en plichtsgetrouw door het leven,
als door een mijnenveld van plichten, verzwegen vervloekingen en teleurstellingen.
(Mathijs Deen, De Wadden een geschiedenis, blz. 10)

 

Het leven is een dodelijke zoekte, om met Kierkegaard te spreken.
Elke dag die erbij komt, is een dag die eraf gaat.
(Jean Pierre Rawie, Verstrooid van schoot, blz. 283)

 

In haar ogen was het leven een treinreis.
Je volgt gewoon het spoor naar de horizon,
niet in je eentje, maar samen met hordes anderen,
ook al dacht je dat je de beslissing om in te stappen zelfstandig had genomen.
(Franca Treur, Hoor nu mijn stem, blz. 8)

 

Het leven was niet op jou toegesneden,
en als je jezelf verhief,
om te ontsnappen aan het lot,
riep je het juist over jezelf af.
(Franca Treur, Hoor nu mijn stem, blz. 9)

Levenservaring

Ouders leven altijd een onreiner leven dan hun kinderen
omdat zij zichzelf alles vergeven.
Dat: zichzelf alles, maar praktisch gesproken hun kinderen niets kunnen vergeven
is de winst die de 'ervaring' de mens schenkt.
Wat ouders levenservaring noemen is niets anders dan een doorlopend in cynisme vervallende
en sucesvolle poging om alles wat zij in hun eigen jeugd als rein,
als waar, als rechtvaardig ervaren hebben te ontkennen.
Zelf merken ze het verschrikkelijke cynisme niet in het voortdurend praten
over 'levenservaring' als het hoogste levensideaal schuilt.
Ze zien slechts 'de naïviteit' bij hun kinderen,
dat wil zeggen die vorm van onervarenheid die reinheid en eerlijkheid heet,
en dan zijn ze geërgerd.
Als zij zich ergeren leven ze hun ergernis op hun kinderen uit,
dat noemen ze opvoeden
want wat is de opvoeding anders dan de poging van geërgerde ouders
om bij hun kinderen te verstikken wat zij herkennen als het verstikte beste in henzelf.
Als zij zich niet ergeren zijn ze inplaats daarvan hoogmoedig, verwaand
omdat zij met valse trots over hun grote levenservaring opscheppen,
alsof het iets bijzonders en opmerkelijks zou zijn
het beste in zichzelf vernield te hebben.
(Stig Dagerman, Het verbrande kind, blz. 119/120)

 

Levenskansen

In Flaubert zijn gezin stierven bijna alle kinderen binnen 1½ of 2 jaar.
Flaubert zijn vader gaf Gustave weinig levenskansen en kocht op het kerkhof een betonnen familiegraf,
met een kinderformaat graftombe voor Gustave.
Toen Flaubert er later, 59 jaar oud, in moest, moest de kist er in geramd worden,
omdat de tombe voor hem te kort was.
Niet tobben.
(Gerard Reve, Brieven aan Matroos Vosch 1975 - 1992, 29 oktober 1977, blz. 121)

Lezen

Wanneer je te snel of te langzaam leest, begrijp je niets.
(Blaise Pascal, Gedachten, HP/De Tijd, 18-04-1997, blz. 51)

 

Donderdag werd op de algemene ledenvergadering van het Nederlands Uitgeversverbond
gediscussieerd over de ontlezing in Nederland.
Het thema was Leesbevordering.
Verkeerd woord.
Je ziet het al op het gebouw staan: Christelijke Leesbevordering.
'Hoe is het met jullie jongste?'
'Hij is op de Leesbevordering.'
Zucht.
(Vaak gebruiken de ouders slechts de eerste letter. 'Hij heeft L.')
Niemand wil leesbevordering, maar hoe krijg je de kinderen dan aan het boek?
(Jan Mulder, Camu, Leesbevordering, Volkskrant, 28-06-97)

 

Jongetje: 'De kinderen in mijn kinderboeken hoeven ook niet te lezen'
(Terzijde, VN, 10-05-97)

 

Uiteindelijk is het de lezer die beslist over het genie van de schrijver.
hij zegt:
wat is dat schitterend geschreven,
en hij bedoelt:
wat heb ik dat schitterend gelezen.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 102, 21-04-1987)

 

'...maar ik ben, eerlijk gezegd, van achteraf begonnen,
ik lees boeken altijd achterstevoren,
als je weet hoe een boek afloopt, lees je preciezer en geduldiger.
Mijn moeder zegt altijd dat een goede schrijver met het slot begint,
dus waarom zou de lezer dan niet met het slot beginnen?'
(Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, blz. 81)

 

Mijn zoon loopt op het kerkhof van Diepenheim.
Hij wacht op mij, ik ben onderweg om hem op te halen.
Hij leest ergens INRI, wat niet zo vreemd is op een kerkhof.
Iesus Nazarenus Rex Judaeorum - Jezus van Nazareth Koning der Joden.
Even later leest hij UITRIT en verbaast zich.
Hij gaat terug en ziet dat hij de T van INRIT gewoon niet gelezen heeft.
Het oog leest wat de omgeving verlangt, niet wat er staat.
(A.L. Snijders, INRI, Gelders Dagblad, 11-10-1997)

 

En zy die lezen kunnen, lezen zy inderdaad?
Zo neen, waartoe dient het?
Zo ja, wát lezen zy?
Wat werkt het uit?
Ik ontdek er niets van,
en weet dat het boeken-debiet hier-te-lande
- met uitzondering van de godzalighedens, maar die worden minder gelezen dan gekocht -
in zeer ongunstige verhouding staat tot het bevolkingscyfer.
De vraag moet zyn: hoeveel wordt er gelezen,
wát wordt er gelezen en met welk resultaat?
Begrypt men 't gelezene? Meestal neen.
En dit gaat niet de geringe man alleen aan. Ik weet er zo iets van!
Na de meeste moeite om my duidelyk uittedrukken, bemerk ik gewoonlyk niet geslaagd te zyn.
Myn stryd tegen hysterie byv., is gelezen als-of ik party-trok vóór dat monster.
Als-of ik ontucht predikte, en zelfbederf!
Een schrijver heeft zelden bekwaamheid genoeg,
om zich te verplaatsen op de laagte zyner lezers.
En in-plaats van natedenken over de kwestie: wat is waardigheid?
moet hy zich gedurig tot afmattens toe, inspannen tot het beantwoorden der vraag:
hoe zal ik de waarheid uitdrukken,
dat ze geen leugens schyne door verkeerde opvatting?
(Multatuli, Ideeën van Multatuli, Tweede bundel, blz. 73, idee 451 (fragm.))

 

Ik heb nooit gevonden dat ik véél las.
Duizenden meesterwerken zijn aan mij voorbijgegaan.
Wie leest voelt al snel spijt over wat hij allemaal gemist heeft.
Als je jong bent denk je die achterstand in te kunnen halen, maar het is onbegonnen werk.
(Jan Brokken, Het laatste oordeel, in Goed gebundeld 1987, blz. 48)

 

Tomas un libro. Mas piensas
Que has leído demasiado
Con los ojos,
Y a tus años la lectura
Mejor es recuerdo de unos
Libros viejos,
Pero con nuevo sentido.

Je pakt een boek. Maar bedenkt
Dat je te veel hebt gelezen
Met je ogen,
En dat op jouw leeftijd lezen maar beter
De herinnering aan een paar
Oude boeken kan zijn,
Maar met nieuwe betekenis.

(Luis Cernuda, nocturno yanqui(fragm.), Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren,
blz. 268/269, vertaling: Peter Verstegen)

 

Lezen is ontdekken dat anderen al hebben opgeschreven wat jij denkt.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 41)

 

Als er op de TV een gironummer verschijnt,
leest de omroepster het nog eens driemaal voor, nu al.
Er wordt al rekening mee gehouden dat men op de lagere school geen lezen meer leert.
(W.F. Hermans, Houten leeuwen en leeuwen van goud, blz. 145, De speling van verspilling)

 

De meeste mensen lezen alleen om een excuus te hebben om niet te hoeven praten.
(Remco Campert, Luister goed naar wat ik verzwijg, blz. 13)

 

Lezen mag geen karwei worden.
Elke inspanning tot onderwerping van een boek, dat in een vreemde taal is geschreven,
vermindert de genotswaarde van het lezen-zelf.
(Karel Jonckheere, Miniaturen, blz. 26)

Zelfs wie één boek leest doet twee dingen.
Je volgt het verhaaltje; bij veel lectuur komt het alleen daar op neer,
En je let op de stijl; bij veel lectuur is dat de eigenlijke bekoring.
De schrijver denkt alleen maar aan zijn verhaal.
De stijl is hij, het verhaal heeft hij.
(Battus, Letterkunst, blz. 20)

 

Ik heb wel wat anders (beters) te doen, zeggen de niet-lezers
en kijken mij meewarig aan.
Wat dan wel? denk ik.
(Bergman, Nagelaten werk, blz. 53)

 

Ik houd het er maar op dat het verlangen naar lezen het resultaat is van een mutatie
die onder normale, natuurlijke omstandigheden hoogst schadelijk
en zelfs in onze cultuur niet zonder bezwaar is
want de echte lezer is een a-sociaal mens.
Een lezer is weliswaar niemand tot last maar hij of zij wil ook door niemand gestoord worden,
laat staan dat hij of zij zijn best zou doen om de maatschappij te hervormen.
(Maarten 't Hart, De som van misverstenden, bz. 2)

 

Wie zegt 'door lezen bij slecht licht bederf je je ogen'
kan aan het wankelen worden gebracht door de vraag wat hij vindt van de bewering
'door luisteren naar zachte geluiden bederf je je oren'.
(Karel van het Reve, Ik heb nooit iets gelezen, blz. 153)

 

Sommige mensen lezen om een bevestiging te krijgen van wat ze al weten
en anderen lezen om iets nieuws te vernemen.
(Kristien Hemmerechts, De dood heeft mij een aanzoek gedaan, blz. 147)

 

Afgezien misschien van bajesklanten en intercontinentale vliegers leest niemand een boek in één keer,
of zoals de bedenkelijke aanbeveling luidt: in één ruk.
De lectuur is onvermijdelijk verdeeld over porties vrije tijd,
verspreid over uiteenlopende plaatsen als bedden, treinen, stranden, toiletten en terrassen.
(Christiaan Weijts, Achternamiddagen, blz. 73)




Lezingen

Bestuur na bestuur komt er dan ook al snel achter hoe je met de minste actie een activiteit organiseert:
je laat een lezing geven.
Dan komt er iemand alles vertellen over iets waar je niets van wilt weten
of draagt een schrijver voor uit een boek dat je thuis had kunnen lezen,
maar de leden komen er toch op af,
want het is gezellig zo met z'n allen en daar draait het om in een vereniging.
(Midas Dekkers, De koe en de kanarie, blz. 11, De jaloerse kip)

Lichaam

Want een mens woont in zijn lichaam,
maar hij heeft het maar te huur
en de Grote Stille Huisbaas
blijkt hardvochtig op den duur.
(Hans Dorrestijn, De vleselijke woning, Mooi van lelijkheid, gezongen door Adèle Bloemendaal, Adèle's keus)

Licht

Licht dat al weg is, zie je toch.
Het is één groot gezichtsbedrog
aan 't firmament.
Ik weet dit alles al zo lang,
en toch, ik raak er, ben ik bang,
nooit aan gewend.
(Willem Wilmink, Mijn wetenschap, in: Ernstig genoeg, blz. 7)

 

Een mens in nachtlijk donker heeft geduld
zolang de hoop op licht hem niet begeeft;
wie zonder uitzicht op de morgen leeft
is door de duisternis geheel omhuld.

(Hein de Bruin, Kerstmis 1940 (fragm.), geciteerd in J.J. Buskes, Vier vrienden, blz. 24)

 

Er circuleert een geur van oeroud hout,
een zoldering met stro.
Het licht is stoffig -
knip het in stroken
en je kunt het voor het raam hangen.
(Koos van Zomeren, Wat wil de koe, blz. 14)

 

Alles wat mooi is, is afhankelijk van het licht waarin het wordt bezien,
en als het op licht aankomt is er nog altijd niets
dat in de schaduw kan staan van een vroege voorjaarszon.
(Koos van Zomereren, Wat wil de koe, blz. 27)

 

Wil je iets verduidelijken
dan moet je er geen licht maar schaduw op werpen.
Bij licht kun je de nuance beter zien,
schaduw is de nuance.
(Midas Dekkers, Volledige vergunning, blz. 108)

Lied

Een liedje bestaat uit bewust gerangschikte woorden,
die zodanig op lichte muziek gezet kunnen worden,
dat een vertolking ervan mogelijk is.
(Door muziek gefrusteerde poëzie.)
Een cabaretlied onderscheidt zich van het louter amuserende lied
door sociaal of politiek engagement
en is veelal opzetelijk luchtig of bitter van toon.
(Freek de Jonge, Iets rijmt op niets, Een woord achteraf, blz. 315)

 

Op de vraag of enkele van deze liedjes onder de noemer poëzie vallen,
kan ik zelf het antwoord niet geven.
Een gedicht is mijns inziens introverter dan een liedje.
Omdat de betekenis van een gedicht niet na een keer lezen of horen doorgrond hoeft te worden,
wat bij een liedje bijna een voorwaarde is,
kan de dichter dieper gaan.
Poëzie is ook wat dogmatischer dan de liedkunst.
In oud-Hollandse termen zou je kunnen zeggen: poëzie hoort bij de preciezen,
liedjes bij de rekkelijken.
Mijn plaats is bij de laatsten:
ik verloochen mijzelf, overtreed regels die even tevoren dogma's leken,
spot met rijm en metrum,
deins er niet voor terug clichés te ontrafelen en te creëren
(De tijd doden komt wel een keer of zes voor) en ik schuw het effect niet.
(Freek de Jonge, Iets rijmt op niets, Een woord achteraf, blz. 327)

 

Een liedje bloeit pas in het theater, in het milieu waarvoor het gemaakt is.
Zoals een plant pas echt leeft in de grond.
Het toneellicht kan een liedje helemaal opwekken, tot leven brengen.
En omgekeerd kan een verkeerde belichting een mooi liedje kapotmaken.
Het is afhankelijk van z'n Umwelt - elk liedje.
(Toon Hermans, in: Coen Verbraak, Over het vak, blz. 101)

Liefde

Men moet vrouw, kind of apostel wezen om te geloven dat liefde alle dingen overwint.
(Multatuli, Ideeën, eerste bundel, idee 238(ged.), blz. 157)

 

'Zie je niets aan me?' vroeg een vrouw aan een man
En de man zei: 'Nee, wat is er dan?'
En de vrouw zei toen: 'Zie je dan niet
Hoe je me de keel uit hangt, Piet'
En toen was het gebeurd
En toen was de boot aan
En toen zijn ze maar uit elkaar gegaan

Hij is hoogst interessant, dacht een vrouw van een man
Want hij zwijgt zo mystiek, daar hou ik van
Maar na een tijd toen zei hij eens wat
En toen bleek dat hij niets te zeggen had
Weer nul op 't rekest
Zij ging weer op pad
Op zoek naar een man met meer woordenschat
(Ramses Shaffy, De een wil de ander, 1966,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefste in een doosje willen doen, blz. 339/340)

 

Liefde - ik hoef u niet te zeggen dat ik dit woord noem in hoogen zin,
in zeer hoogen zin
- liefde is behoefte om te geven en te ontvangen.
(Multatuli, Liefdesbrieven, blz. 188, Brieven aan Mimi, 28 April 1862)

 

Niets is meer beschreven en minder bekend dan de liefde.
Wie er iets van weet,
ergert zich over de vertellingen die schryvers daarvan opdissen.
Meestal voelt men dat de auteur 'n land beschryft,
dat-i nooit heeft gezien.
(Multatuli, Ideeën Tweede bundel, blz. 220, idee 508 (ged.))

 

Over de liefde hebben de mensen over het geheel genomen daarom zo empatisch en vergoddelijkend gesproken
omdat ze er weinig van gehad hebben en zich nooit aan deze spijs hebben mogen verzadigen:
zo is zij voor hen 'godenspijs' geworden.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood, blz. 117/118, Oorzaak van het altruïsme)

 

Wij hebben het nodig jegens ons zelf rechtschapen te zijn en ons zelf zeer goed te kennen,
om jegens anderen die menslievende veinzerij te kunnen betrachten die liefde en goedheid genoemd wordt.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood, blz. 202, Opdat liefde als liefde aangevoeld wordt)

 

Volgens mij zit het met de liefde pas goed
als het je lukt om je verlangen te vervullen,
zonder je verlangen te vernietigen.
Meestal mislukt dat.
(Connie Palmen, De vriendschap, blz. 137)

 

'Toen was het makkelijk om verliefd te zijn, wat nog niet gevormd is past altijd.
Nu hebben wij een leven, nu past niet alles meer.
Als wij nu verliefd zijn, dan is het iets waard.'
'Je bent dus oud genoeg voor de liefde als je er te oud voor bent.
Wat een onin. Liefde is voor wie er geen verstand van heeft.'
(Tim Krabbé, Vertraging, blz. 39)

 

De liefde is het enige spel, waarbij vals spelen tot de regels behoort.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 111)

 

Liefde is een vriendschap, edel en sterk genoeg om de bijslaap te overleven.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 113)

 

Voor Sebastiaan was de liefde een puzzel van de allermoeilijkste soort.
Het lot probeerde onophoudelijk hem op te lossen,
maar was helaas toegerust met een uiterst gebrekkig gevoel voor vorm
waardoor voortdurend de verkeerde stukjes aan elkaar werden gelegd.
In een zeldzaam geval, louter per ongeluk, werden er twee perfect passende gevonden.
(Tessa de Loo, Meander, blz. 244)

De liefde maakt een klein bed groot.
(Bertus Aafjes, Zeventig aforismen, nr. 61)

 

Je weet pas zeker dat je liefhebt
als de dood van de ander
beangstigender is dan die van jezelf.
(Arthur Japin, zoals ddat gaat met wonderen, blz. 64)

 

De duivel schijt altijd op de grote hoop,
ook in de liefde
en de belendende verrotte percelen.
(Pieter Waterdrinker, Brief, in Een jongensreis: herinneringen aan Louis Ferron, blz. 9)

 

Soms gaat hij een kwartier vroeger naar bed om haar plaats op te warmen.
Dat is voor hem de enige manier om haar in zijn lichaamswarmte op te nemen.
Zij kruipt in zijn warmte, zoals hij zo vaak in de hare.
(Leonard Nolens, Dagboek van een dichter, 02-01-1980, blz. 12)

 

Wie gezegd heeft dat de liefde een aaneenschakeling van stommiteiten is,
die heeft het verdraaid goed geschoten!
(Paul Léautaud, Particulier dagboek 1917-1924 blz. 93)

 

Een mens kan zich beter niet te veel verliezen in de liefde.
Stap in een bed, geniet, en stap eruit zonder achterom te kijken.
Dat is de droevige waarheid.
En misschien zijn mannen daar beter in.
Vrouwen zijn horiger. Zegt men. En beweerde mijn vader.
(Kristien Hemmerechts, De dood heeft mij een aanzoek gedaan, blz. 263)

 

 

Welke liefde is de echtste, de diepste:
die waarbij je jezelf geeft en overgeeft,
of die waarbij je jezelf blijft en afschermt?
De eerste is passioneler maar ook potentieel destructief;
de tweede is beredeneerder maar leefbaarder.
(Kristien Hemmerechts, De dood heeft mij een aanzoek gedaan, blz. 263)

 

Hoe kun je over deze dingen praten als je niet eerst ongeveer definieert wat liefde is?
Ik zie alleen maar dit:
er is een ideaal, dat groots is,
en een werkelijkheid, die vaak een zinkput is.
Het ideaal moet richtsnoer blijven.
Ik vind niet dat de zinkput,
omdat hij in zovele levens de werkelijkheid is,
daarom norm mag zijn.
(Gerard Reve, Brieven aan Wim B., blz. 50, 15-03-1971)

 

Eigenlijk is liefde altijd onbezonnen, dat is het mooie ervan.
Maar als het besef te laat komt, is bijsturen niet altijd mogelijk.
(A.L. Snijders, Tat Tvam Asi, blz. 293)

 

Liefde is een van de weinige dingen die de gever onmiddellijk met gelijke munt terugbetaalt
omdat het eigen hart ervan opwarmt, wat de ontvanger er ook mee doet.
(Susan Smit, De heks van Limbricht, blz. 60)

Liegen

Je bent een liegbeest, een jokkebrok
van acht'ren en van voren.
Maar ga er alsjeblieft mee door, want
het is zo grappig om te horen.
(Hans Dorrestijn, Je bent een liegbeest, blz. 3, Je bent een liegbeest)

 

Een spreekwoord uit Oeganda luidt als volgt:
Wie niet liegt, wordt nooit volwassen.
(Dr. Marc Galle, Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 2, blz. 124)

 

Het geheim van geloofwaardig liegen zit hierin,
dat men af en toe een verwachting teleurstelt,
waardoor de betrouwbaarheid van het overige versterkt wordt.
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 761, Dagboek 1957, Vrijdag 24 mei)

 

Ik meen dat het Nietzsche was die zei
dat de mensheid nou eenmaal niet al te veel realiteit kan verdragen.
(Matt Dings, Eerlijk duurt het kortst, HP/De Tijd, 13-02-1998, blz. 38)

 

De leugen is, zo niet de moeder, dan toch de min van de goedheid.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood, blz. 176, Veinzerij als plicht)

 

"Wát we zeggen is niet zo belangrijk als hóe we het zeggen,
of het nou waar is of niet.
De waarheid in woorden is niet per se dienstig aan het menselijk contact.
De leugen heeft ook haar functie.
Ze dient bijvoorbeeld als zelfbescherming.
Ze maakt het samenleven draaglijk.
Een ongemeende vraag als 'hoe gaat het?'
functioneert als smeersel voor het sociale verkeer.
De leugen zit ten onrechte in het verdomhoekje:
ze speelt een belangrijke rol
en laten we dit dan ook maar erkennen.
(Matt Dings, Eerlijk duurt het kortst, HP/De Tijd, 13-02-1998, blz. 38)

 

"Liegen voor iemands bestwil is niet direct verwerpelijk, "
zegt Gerrit Krol.
"Liegen heeft ook wel iets avontuurlijks, dat maakt het leven aantrekkelijk.
Als iets vandaag niet waar is, maar morgen wel,
kun je met een leugentje een voorschot op de waarheid nemen.
(Matt Dings, Eerlijk duurt het kortst, HP/De Tijd, 13-02-1998, blz. 38)

 

'And after all, what is a lie?
't Is but the truth in masquerade,'
schreef Lord Byron in Don Juan.
(Matt Dings, Eerlijk duurt het kortst, HP/De Tijd, 13-02-1998, blz. 39)

 

Ik heb al vroeg geleerd niet op te kijken van het bestaan van het bedrog en van de leugen
en ze te zien als een verweer tegen iets anders. Dat dat iets de dood is, heb ik pas later bedacht.
Eveneens later, veel later, toen de leugens en het bedrog me meer pijn gingen doen dan me lief was,
heb ik ook de wraakzuchtige gedachte ontwikkeld, dat leugenaars en bedriegers vooral zichzelf te grazen nemen,
omdat ze zich met iedere leugen verder verwijderen van alles wat ze het meest hoogachten, begeren
en waarnaar ze het heftigst verlangen.
Ik ken geen waarheidslievender persoon dan de leugenaar.
(Connie Palmen, De vriendschap, blz. 28)

 

Er wordt nooit zoveel gelogen als na een jachtpartij,
gedurende een oorlog en voor een verkiezing,
heeft Biesmarck al gezegd.
(Dr. Marc Galle, Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 3, blz. 138)

 

Mensen liegen, bedriegen, zwoegen zich met opgeschroefde vrolijkheid,
gespeelde aardigheden en hypocriete beleefdheden door dit leven
en zo hoort het ook, dat is menselijk.
(Connie Palmen, De erfenis, blz. 43)

 

Hij loog niet,
maar hij beschreef de aandoening zonder haar naam te noemen:
er zijn honderd manieren om geen antwoord te geven
en dokters kennen een paar ijzersterke.
(Renate Rubinstein, Nee heb je (budget-boek), blz. 9)

 

De leugens die de gemiddeld man gewoonlijk aan zijn medemensen opdient,
zijn onschuldig en zeldzaam in vergelijking met die waar hij zichzelf zoet mee houdt.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 123)

 

'Er was hier eens een priester, en die zei: "Alle kretenzers liegen".'
'Wat is daarmee?'
'Nou, hij was toch zelf een kretenzer.'
'Ja, en?'
'Dus loog hij, dat alle kretenzers liegen: dus sprak hij de waarheid: dus liegen alle kretenzers.'
(Harry Mulisch, De elementen, blz. 17)

 

Natuurlijk is hij een leugenaar, maar zijn leugens zijn onschuldig
en in zijn mond als melk in de mond van een zuigeling.
(W.N.P. Barbellion, Dagboek van een teleurgesteld man, 26-03-1914, blz. 127)

 

Sybren heeft een formidabel talent om mensen om de tuin te leiden.
Dat komt doordat hij, al liegend, zélf gelooft in wat hij zegt.
(Nicolien Mizee, Een licht bewoond eiland, 16-05-2000, blz. 254)

Lieveheersbeestjes

Sinds een paar dagen heb ik twee lieveheersbeestjes op mijn kamer,
ik kan ze goed van elkaar onderscheiden,
want de ene heeft maar twee stippen en de andere zeker vijf.
Soms strijken ze ineens neer op een envelop of mijn cahier,
nu loopt de tweestippige over een velletje groen carbonpapier.
Ik vind het altijd gezellig,
waarschijnlijk omdat lieveheersbeestjes altijd 'bijzondere beestjes' voor mij geweest zijn
- en dat dan waarschijnlijk door de toon waarop mijn moeder erover sprak.
Als ze gezegd had: 'Pleur op krengen,'
had ik ze nu misschien wel doodgeslagen.
Ik moet er niet aan denken,
maar de kans had erin gezeten.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 84, 17-12-1977)

Liften (ww)

En straks vertonen ze Polanski's Mes in het water.
Korte beschrijving van de inhoud:
"'n Egpaar nooi 'n jong duimgooier na hul boot vir die naweek,
maar daar is vanuit die staanspoor spanning tussen die tweemans…'
Wat is een duimgooier?
In onze taal hebben we er een lifter van gemaakt.
(Remco Campert, Camu, Volkskrant, 12-05-1997)

 

In Zuid-Afrika wordt een lifter een duimrijder genoemd.
Nu troffen we onlangs in een Vlaamse krant het woord 'duimtocht' aan.
Met z'n tweeën gaan ze een duimtocht naar Moskou ondernemen.
(Dr. Marc Galle, Voor wie haar soms geweld aandoet, Deel 3, blz. 7)

Liften (zn)

De liftbediende van de zaak
is zo gezond niet meer.
Als je hem vraagt: ' Hoe gaat het nu?'
dan zegt hij: 'Op en neer.'
(Wim Meyles, Stof genoeg, blz. 12, Rijmelarie)

Lijnen

Sommige mensen zijn dik tevreden,
maar anderen zouden het nog wel eens
dunnetjes over willen doen.
(Wim Meyles, Stof genoeg, blz. 58, Vermageren)

Links

Ik herinner mij de uitbrander van de tekenleraar
toen ik hem met m'n linkerhand een potlood aangaf.
Sinds die dag zie ik overal en altijd mensen met hun verkeerde hand
medailles, bloemstruiken en andere eerbewijzen uitreiken.
Behalve autosleutels, dat doet iedereen goed.
(Marijke Höweler in: Ik herinner mij, blz. 91)

Literatuur

Misschien wel het meest essentiële verschil tussen proza en poëzie is,
dat je proza navertellen kunt en poëzie niet.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 172, 06-02-'78)

 

De Nederlandse literatuur? Nul originaliteit.
Gemaniëerd. "Ze hebben ook allemaal Nederlands gestudeerd
en dat is de grootste vergissing die je kunt maken als je schrijver wilt worden.
Ik las pas iets wat Raymond Chandler had gezegd:
'De meeste zinnen van schrijvers blijven plat op de grond liggen,
but my sentences get up and walk.'
En dat is het gewoon.
Dat is het enige geheim van het schrijverschap.
En als je dat niet hebt,
kun je er wel op studeren en vijf of zes lagen aanbrengen,
met een plot waarin de appelboom van pagina één op pagina zijn bladeren verliest,
dat je denkt: shit, binnenkort gaat er iemand dood.
Maar dat heeft helemaal geen nut.
Dat leidt tot niks.
Dat er een groot publiek voor is, heeft me altijd verbaasd.
Dat komt waarschijnlijk doordat juist het boeken lezende publiek zo ongehoord dom is.
Ik vertrouw heel erg op mensen die bijna nooit een boek lezen."
(Herman Koch in HP/De Tijd, 12-04-1996, blz. 79)

 

Grote literatuur wordt vaak door ballingen gemaakt,
door vreemdelingen die op onbekende bodem naar houvast zoeken.
Conrad. Slauerhoff. Forster.
(Jan Brokken, Het laatste oordeel, in Goed gebundeld 1987, blz. 45)

 

De ellende van de literatuur is dat mensen die veel hebben gelezen er nog over gaan schrijven ook.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 60)

 

Je zou dus kunnen zeggen: een literair werk (gedicht of proza)
kan dan wel een schilderij zijn met een idee erachter.
Maar het is toch vooral een schilderij met een spiegel erachter:
iedereen ziet er zichzelf en zijn ideeën in.
(Willem Wilmink, In de keuken van de muze, blz. 87)

 

Zelfs als de literatuur een spiegel van het leven is,
bevat zij hoogstens de waarheid van een spiegel
maar niet de waarheid van het leven zelf.
(Pierre H. Dubois, in José de Ceulaer
te gast bij Nederlandse auteurs, blz. 36)

 

Hugo Claus had Omtrent Deedee geschreven en Weverbergh had dat grondig bestudeerd
en uitgelegd met verwijzingen naar de Griekse literatuur, naar de Romeinse literatuur,
naar de Middeleeuwse enz. en had dat allemaal op grote stukken bruin papier uitgestippeld.
Ik was toen bij Hugo in Gent.
Weverbergh legde heel de vloer vol papieren met pijltjes naar hier en pijltjes naar daar
en dat verwees naar de Griekse literatuur en dat verwees naar wat weet ik allemaal.
En Hugo Claus keek dat allemaal na en zei tot Julien:
Gij zijt de enige die mijn boek gelezen en begrepen hebt.
En Julien, die was zo gelukkig als wat, rolde al die papieren op en ging weg.
Toen zei Hugo tegen mij: wat dat die mens daar toch allemaal in ziet…
(Louis Paul Boon in Jeroen Brouwers, zachtjes knetteren de letteren, blz. 235)

 

Lezen wat je al wist, maar waarvoor je de woorden niet kende.
(Gerrit Krol, geciteerd door J. Huisman, AD)

 

Studeer nooit het vak waar je van houdt.
De literatuur is doodgewetenschapt.
(Rob Nieuwenhuys, Vrij Nederland, 12-07-1980)

 

In de letterkundige vijver hebben de kikkers de zonderlinge gewoonte om zichzelf op te blazen.
(Remco Campert, Luister goed naar wat ik verzwijg, blz. 5)

 

Een James Bond-boek is stom maar opwindend,
terwijl een meesterwerk van de Vlaamse literatuur even stom maar daarbij ook nog vervelend is.
(Louis Paul Boon, Boontjes 1966, 21/5, blz. 38)

 

Het oordeel over litteratuur wordt bij vrouwen te vaak bepaald
door de voorstelling, die ze zich van den auteur maken,
en bij mannen door de voorstelling, die ze van zich zelf maken.
(Victor E. van Vriesland, Vereenvoudigingen, blz. 23)

 

De literatuur is een diep oerwoud waar je nooit rust hebt,
terwijl de krant en de tv altijd dezelfde oppervlakte laten zien,
politieke foefjes, overstroimngen, onbereikbaar leed, orkanen en droogte.
(A.L. Snijders, Vijf bijlen, blz. 236)

 

Ik houd niet van de grote literatuur,
enkel van geschreven conversatie.
(Paul Léautaud, Aforismen, blz. 21)

Lof(prijzingen)

Ik citeerde het Poolse spreekwoord:
'Lofprijzingen en kool smaken goed, maar je zwelt ervan op.'
(Dr. Marc Galle, Voor wie haar soms geweld aandoet deel 1, blz. 153)

Londen

Londen is betoverend.
Ik begeef me op een taankleurig magisch tapijt
en het lijkt of ik word meegedoerd in de schoonheid zonder een vinger uit te steken.
De avonden zijn adembenemend, met overal de witte portieken en wijde stille boulevards.
En veerkrachtig en verrassend als konijnen schieten mensen in en uit je gezichtsveld:
en ik kijk Southampton Row af, nat als de rug van een zeehond
of rood en geel in de zon en volg de dubbeldekkers die af en aan rijden
en hoor de oude gekke orgeltjes.
Binnenkort ga ik over Londen schrijven
en hoe de stad bezit neemt van je leven en het moeiteloos meevoert.
(Virginia Woolf, Schrijversdagboek 1, blz. 91, 26 mei 1924)

Loon

... en de koning gaf bevel het loon van de page te verdubbelen.
Aangezien de page geen loon ontving had hij niet veel aan dat bevel,
maar het werd beschouwd als een grote eer
en het stond met grote letters in de Hofcourant.
(Oscar Wilde, Kinderverhalen, blz. 56)

Lopen

Standpunt

Een wiel, dat draait. Ik niet,
ik stuntel op twee benen
en noem dat Lopen, Gaan.
Sta ik toevalig stil, dan heet dat
het standpunt dat ik inneem.
(J.A. Emmens, Autobiografisch woordenboek, blz. 12)

Lourdes

Toen hij uit de Grotte Miraculeuse kwam
zaten er in elk geval
2 nieuwe banden aan z'n invalidenwagentje.
(Riekus Waskowsky, Lourdes, in: Meulenhoffs dagkalender Nederlandse poëzie 1993, 16 juli)

Lot

Als het lot tegen je gekant is,
blijft zelfs water tussen je tanden steken.
(Chinese spreuk in: Lulu Wang, Het Lelietheater, Een jeugd in China, blz. 202)

 

'Het heeft geen zin om het lot menselijke eigenschappen toe te dichten,'
vindt hij.
'Het lot is blind, zoals alle natuurwetten blind zijn.'
(Karel Glastra van Loon, De passievrucht, blz. 40)

Lp's

..,zomin als we wisten dat we in het cd-tijdperk stiekem zouden terugverlangen
naar de ruisende platen met hier en daar een tik erin,
die platen die je vaker draaide naarmate je er meer van hield.
Hoe heviger ze ruisten, hoe groter de liefde.
Aan de ruis kon je horen hoe dierbaar ze waren,
en daarin school iets bekoorlijks,
iets dat nu volledig verloren is gegaan.
(Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, blz. 234)

Lucht

'De Engelsen hebben een manie voor frisse lucht,'
verklaarde Poirot. 'Frisse lucht is goed voor buiten, daar hoort hij.
Waarom zou je hem binnenhalen?
(Agatha Christie, 23e vijfling, De moord op Roger Ackroyd, blz. 157/158)

Luieren

Luieren is een werkwoord
(Jan W.F. Buschkens, Kennis maken (7), De Schouw, nr. 3 - 1992, blz. 90)

Luiheid

De rest van de dag doorgebracht op des duivels oorkussen.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 134, 22-05-1987)

 

Hij was zo lui, dat de moeite van 't ademhalen hem nog te veel was.
Steeds was hij vergezeld van twee slavinnen,
die hem met blaasbalgen verse lucht door zijn neusgaten naar binnen persten.
Zijn neus was daardoor helemaal opgezet en uitgeboord,
maar dit nadeel achtte hij gering, vergeleken bij het gemak.
(Belcampo, Als zijn fantasieën, blz. 14, De verstekeling)

 

Er zyn weinig fouten - ja misschien gene - die niet voortkomen uit luiheid.
(Multatuli, Ideeën Tweede bundel, blz. 200, idee 460)

 

Inderdaad is er geen bezigheid zo afmattend als nietsdoen.
Het zal mijn ongetwijfeld arbeidzame gasten ongelooflijk voorkomen,
indien ik hen verzeker dat een langdurige en met toewijding beoefende ledigheid
vroeg of laat een volstrekte uitputting van krachten tengevolge heeft.
(Godfried Bomans, Het duel, moderne Nederlandse verhalen, door C.J. Kelk, blz. 44)

 

Ik eigen mij het recht toe niet alrijd met open ogen door het leven te stappen.
Ik eis het recht op luiheid op.
(Luuk Gruwez, Het land van de handen, blz. 189)

Luisteren

Voorzichtig met mensen die maar met een half oor naar je luisteren.
Want ze hebben nog een oor en dat staat misschien wijd open.
(Kadé Bruin, Uitsmijters van scharreleieren, blz. 9)

 

Goed luisteren vereist inleving en het achterwege laten van vooroordelen.
(Connie Palmen, De wetten, blz. 28)

 

Voor kinderen schijnt luisteren hetzelfde te moeten betekenen als gehoorzamen.
(Koos van Zomeren, Explosie in mei, blz. 160)

 

Luisteren is een zwaar ondrschatte activiteit.
Ik denk dat ik er niet slecht in ben.
Maar ik breng er niet altijd de energie voor op.
Soms is mijn 'harde schijf' te vol om nieuwe informatie op te nemen.
(Kristien Hemmerechts, De dood heeft mij een aanzoek gedaan, blz. 283)

 

Ook naar andere mensen luister ik maar zelden.
Tekst is niet veel meer dan de verbale sluier
die we opwerpen om ons tot elkaar te kunnen verhouden.
(Nicolien Mizee, De porseleinlast, blz. 231)

Lul

Informeerde hij: 'Met wie je daar stond te praten, is dat een lul of een halflul?'
Voordat ik een karakteristiek van bedoelde persoon had kunnen formuleren, zei hij: 'Ja, dat dacht ik al."
Uit het feit dat ik enige tellen over mijn antwoord nadacht,
trok hij de wortel dat er kennelijk allerlei ja's en nee's op een weegschaaltje moesten worden gelegd
en dat alleen al mijn weifeling voldoende antwoord was.
Hoe mijn antwoord in werkelijkheid zou hebben geluid, wat deed dat ertoe, -
ook een halflul is een lul, tenslotte.
(Jeroen Brouwers over Geert van Oorschot, Gezichten, gestalten, blz. 10)

Terug naar de eerste pagina /homepage
Citaten zoeken op trefwoord
Overzicht van trefwoorden
Citaten zoeken op auteur
Overzicht van auteurs
Overzicht van bibliografieën
Andere interessante internet-bladzijden


Vanaf 17-10-1998


©2024 Mats Beek, Veenendaal

Schrijf Webmaster